Ton Hartman mmv Gérard Derks en Reinier Hilhorst
Inleiding
Bij het lezen van deze titel moet u niet denken dat wij met de "schup" in de Oude Kerk aan de gang gegaan zijn. Wellicht zullen er misschien nog wel wat overblijfselen uit vroegere tijden onder de vloer verstopt liggen. De Oude Kerk is zonder twijfel het oudste bouwwerk van Soest. In zijn huidige omvang zou deze dateren uit het eind van de 15e eeuw [1].
Het doel van onze speurtocht is niet onder de kerkvloer gelegen maar is de kerkvloer zelf. Deze vloer bestaat uit blauwgrijze hardstenen platen, in verschillende platen is tekst aangebracht en deze hebben dus dienst gedaan als grafsteen. Gelukkig zijn er nog verschillende teksten goed leesbaar en we hebben nagezocht of we deze personen een genealogische achtergrond kunnen geven.
We willen hierbij Gijs van Brummelen bedanken die zo bereidwillig was om de kerk te openen en ons de gelegenheid gaf om rond te kijken.
Begraven in de kerk
We mogen aannemen dat het begraven in de kerk al vrij gauw na de bouw begonnen zal zijn. Waarschijnlijk was dat een van de eerste mogelijkheden om weer wat geld binnen te krijgen. Daarmee wordt ook wel duidelijk dat in de kerk begraven worden niet voor iedereen weggelegd was. Ook in de kerk waren de standsverschillen merkbaar; de graven dicht bij het altaar waren vaak duurder. Dat de grafzerken in de kerk problemen konden geven was voor een doopsgezinde predikant reden om zich niet in de kerk te laten begraven. Zijn grafschrift luidt dan ook;
"Marten Schagen, bedienaar van het goddelijk woord onder de Doopsgezinden, geboren te Alkmaar 24October1700 en overleden te Utrecht 21 October1770, heeft om de levenden niet te schaden voor zich dit graf onder den blooten hemel gekoozen,..."
In Frankrijk werd het in 1804 verboden om in besloten gebouwen mensen te begraven. Hoewel Nederland een vazalstaat van Frankrijk was golden voor het begraven nog steeds de Nederlandse wetten. Toen Napoleon zijn broer koning Lodewijk in 1810 aan de kant schoof golden de Franse wetten ook in Nederland. Na de val van Napoleon werden vele wetten weer teruggedraaid en bij soeverein besluit werd het begraven in de kerk weer toegestaan. Koning Willem I verbood tenslotte het begraven binnen opnieuw per 1 januari 1829 [2]. Op deze laatste datum komen we bij de Soester zerken nog even terug.
Tijdens het schrijven van dit artikel werd op de radio een wel zeer toepasselijke plaat gedraaid. Treffend was de liedtekst waarin de begraven personen en de latere kerkgangers genoemd werden; "de hoge heren van het dorp". De vertolker was Peter Schaap.
Hoe kwamen deze hoge heren van het dorp in de kerk te liggen: daarvoor werd bij leven vaak al een graf gekocht. Toevalligerwijs kwam ik een verkoping van een graf tegen betreffende Soest. Na het overlijden van jhr.Mr. Wilhelmus Fransciscus (van der Merwede) van Muijlwijck werd een veiling belegd in de Stadsdoelen te Amersfoort op 9 juni 1801. Op deze veiling werd omvangrijke onroerende goederen verkocht (o.a. de boerderij "Grootelo"[3]) en als laatste enkele grafkelders. Deze jonkheer was niet gehuwd maar wel in bezit van enkele grafkelders. Of die via vererving of door eigen aankoop in zijn bezit zijn gekomen is ons niet bekend. Aangezien hij maar één grafkelder voor zichzelf nodig had (of was zijn lichaam in een familiegraf bijgezet?) werden er vier kelders verkocht waarvan één in de Joriskerk en twee in de Middelkerk (welke kerk zou bedoeld worden?) in Amersfoort. Als laatste object - dit was nummer negenendertig, dus een lange zit — werd een grafkelder in de kerk van Soest aangeboden. Deze werd ingezet door den heer Jan Baptist van Keulen op f 14, - en niet meer verhoogd [4] In de akte werd verder niet omschreven hoe de grafkelder herkenbaar is en waar de registratie van deze koop geschiedde. Of deze heer Jan Baptist van Keulen gebruik van deze kelder heeft kunnen maken is mij niet bekend.
Bij het lezen van het woord grafkelder denkt u waarschijnlijk aan de bijzetting van leden van de koninklijke familie in de grafkelder in Delft. Daar werd de kelder afgesloten met een steen van 5000 kilo. De kelders in Soest zullen wel niet veel groter zijn geweest dan de maten van een normale doodskist.
Begraven in de kerk van Soest
Een vluchtig onderzoek in de archieven van de Oude Kerk en van het gerecht Soest heeft geen registratie van de grafkelders opgeleverd. Waarschijnlijk zijn deze niet voor het nageslacht bewaard gebleven. Ook is niet bekend of de grafstenen nog allemaal op hun plek liggen; mogelijk zijn er wel eens verzakkingen geweest en zal bij verbouwingen de vloer geëgaliseerd zijn. Misschien zijn er wat stenen verhuisd of omgedraaid. Soms is dat bewust gedaan, tijdens de "fluwelen revolutie" van 1795 hebben sommige adellijke families hun steen laten omdraaien [5]. Zij waren bang voor een hernieuwde beeldenstorm. Niet geheel onterecht, in de Domkerk van Utrecht zijn enkele grafmonumenten ernstig beschadigd door patriotten [6]. In Soest hebben we geen enkele aanwijzing gevonden dat er adellijke personen in de kerk begraven liggen. Nu zal de oplettende lezer en kerkbezoeker opmerken dat de wapenborden die in de kerk hangen toch ter ere van de overledenen zijn opgehangen. Inderdaad zijn deze rouwborden prominent aanwezig maar daarmee is nog niet gezegd dat al deze personen of families in of rond de Oude Kerk begraven zijn. Voor meer informatie over de wapenborden verwijs ik u graag naar het werk van dominee Bos [7].
In de archiefbeschrijving vonden we wel een duidelijke verwijzing naar werkzaamheden aan de kerkvloer. In een rekest aan Gedeputeerde Staten van Utrecht worden bestek, voorwaarden en kwitanties overlegd. Deze stukken betreffende het verhogen van de vloer in de kerk en het vernieuwen van de stenen en grafzerken. Dit zou zich afgespeeld hebben in 1780-1781. Helaas was er geen tijd meer om deze stukken in te zien [8].
In het portaal onder de toren ligt in een hoekje ook een grafsteen met inscriptie, om deze normaal te kunnen lezen zou de steen 90 graden gedraaid moeten worden. Heel onwaarschijnlijk is het dat in het portaal iemand begraven zou zijn, de kans is groot dat de fundering van de toren in de weg lag. Wat nog riskanter zou zijn is dat de fundering ondermijnd zou kunnen worden. Ook de houten vlonder waarop de stoelen staan bemoeilijkte ons onderzoek; daar konden we niet onderkijken.
Andere historici
We zijn niet de eerste historici die een registratie gemaakt hebben; dominee Bos heeft in zijn manuscript de gehele kerk (zijn kerk) beschreven. Toch maakt hij maar melding van 5 grafstenen in de kerk; dit zijn ook de meest opvallende stenen waar je bijna niet omheen kunt. Wel van belang is dat hij ook melding maakt van een grafzerk die verdwenen zou zijn na 25 maart 1821. Deze grafsteen zou voorzien zijn van een wapenschild en de naam "Dorsché" [9]. Nu hebben we bij een grafsteen wel vaag de contouren van een wapenschild gevonden en ook vermoedden we dat er een naam onder heeft gestaan. We kunnen dus voorzichtig concluderen dat de graveringen in der loop der jaren toch wat zijn gaan slijten. Redenen genoeg om de kerkvloer te bestuderen. Een vraag die wel altijd in de nevelen van de geschiedenis zal blijven hangen is waarom dominee Bos de andere stenen niet opgeschreven heeft?
Ongeveer een eeuw geleden is er een andere inventariseerder in de kerk geweest,Mr.P.C. Bloys van Treslong Prins. Deze man heeft een groot gedeelte van Nederland rondgereisd en allerlei gegevens van wapenborden en grafstenen genoteerd. Omdat de indelingiets anders was tijdens zijn bezoek — op het koor stond nog een muur die het koor in tweeën deelde en in de kerk stond opvallend de koninklijke bank — heeft hij stenen gezien die wij nu niet kunnen vinden. Bloys van Treslong Prins heeft 47 opschriften opgetekend, zijn inventarisatie is voor ons van onschatbare waarde [10].
Onze bevindingen
Wij hebben 52 grafteksten kunnen ontdekken waarbij u van sommige opschriften niet te veel moet voorstellen, bij sommige zijn de initialen beperkt tot een letter of moest het grafnummer toereikend zijn. Begrijpelijk is het dat er niet teveel letters gebruikt werden, het was puur handwerk en elke letter kostte geld. Een extra hindernis is dat vroeger letters die veel op elkaar lijken door elkaar werden gebruikt. C en K worden vaak verwisseld evenals U en V en I en J of IJ en Y. Nog even over de grafnummers, het hoogst gevonden nummer is 145. Zou dit betekenen dat er in de loop der jaren 145 graven zijn uitgegeven? Een voorzichtige berekening zou dan kunnen zijn dat er ongeveer 200 personen in de loop der tijden ten ruste zijn gelegd in de Oude Kerk. In die eeuwen dat begraven werd in de kerk was kindersterfte een veel voorkomend verschijnsel. Hoogstwaarschijnlijk zullen de zuigelingen en kleinere kinderen niet in het familiegraf begraven zijn, anders is onze schatting veel te laag.
Als we de lijstjes naast elkaar leggen heeft Bloys van Treslong Prins 15 stenen gezien die wij nu niet konden vinden en hebben wij twintig grafstenen gevonden die hij toen niet kon zien of die te onduidelijk waren om te lezen.
Sommige grafstenen zijn voorzien van een jaartal, bij enkele is dat het overlijdensjaar maar bij andere vermoedde we dat dit het jaar van aankoop van het graf is. Het oudst vermelde jaar is 1635 en de "nieuwste" dateert uit 1789. Er zijn opvallend veel zerken met het jaartal 1661 en ook nog een paar uit omliggende jaartallen. Is de kerkvloer in die tijd opnieuw gelegd en zijn er grafkelders verkocht? Was er een actieve predikant die de boer op ging om te verkopen? [11]
Ging het in de landbouw goed — de belangrijkste inkomstenbron - dat er geïnvesteerd werd in de laatste rustplaats?
We komen nog even terug op de hoge heren van het dorp, er is maar één grafopschrift waar een vrouwspersoon op is vermeld. Voor de andere stenen moeten we misschien denken dat de vrouwen trouw zijn tot in het graf.
Hoewel de Oude Kerk vanaf de reformatie rond 1580 alleen voor de protestantse eredienst gebruikt mocht worden zijn er toch katholieken begraven. Van negentien grafstenen vermoeden we dat ze door rooms-katholieke families gekocht zijn.Van twaalf grafstenen zullen de families waarschijnlijk wel gekerkt hebben in de Oude Kerk. Deze situatie is zeker niet uniek, in tal van kerken werden de katholieken nog steeds begraven in de geconfisqueerde kerk [12] . Zouden de predikant en ouderlingen blij geweest zijn met deze "paapen" in hun Godshuis? Pas in 1685 was er in Soest een zelfstandige kerkeraad [13], dus de dominee had wel enig zelfbeschikkingsrecht. Sinds de Middeleeuwen werd het kerkgebouw als een zelfstandig instituut beschouwd, in de stukken in het archief werd gesproken over de kerkfabriek [14]. Deze beheerde niet alleen het gebouw maar ook de landerijen die in het bezit van de kerkfabriek waren.
Waarschijnlijk verkocht deze ook de graven. De hoge heren van het dorp die het gerecht Soest bestuurden, de schout en schepenen, zullen ook in wisselende samenstelling de kerkfabriek bestuurd hebben. Misschien kunnen we stellen dat de reformatie van Soest niet echt gelukt is gerekend naar het aantal lidmaten. Zodoende kon er niet genoeg bestuurlijk kader uit gereformeerde kring gevonden worden en bleven er kapitaalkrachtige katholieke boeren in het dorpsbestuur. Dit dorpsbestuur benoemde tot 1685 ook de kerkmeesters. Als de kerkfabriek financiële tekorten had zullen ze zeker bij het dorpsbestuur aangeklopt hebben; graven verkopen zou verlichting van het geldtekort betekenen.
Uit de archieven
Voor de dominee of koster van de hervormde gemeente betekende een begrafenis een kleine aanvulling op de inkomsten, in de archieven hebben we een kasboek gevonden. Onder de vermelding van het gebruik van 't dootlaken ook wel baerlaken of pelkleet staan verschillende posten. Als deze mensen allemaal hervormd waren zou de predikant spoedig voor een lege kerk staan. Volgens een telling waren er in 1663 maar 39 belijdende lidmaten [15] terwijl het inwonertal van Soest in 1648 op 907 personen geschatwerd [16]. We denken enkele namen te herkennen als rooms-katholiek. Alleen het gebruik van het doodlaken bracht 12 stuivers per keer op in 1684, het luiden van de klok leverde weer meer op en in 1691 kostte een kerkegraft 3 guldens. Hoewel er nog veel meer interessante details in vermeld zijn besluiten we dat kasboek met de volgende citaten; den 28 dito (juli 1684) drie lijken van Hogerhorst en iets verder den 5 maart (1685) voor een lijk van Santvoort [17] . Van Hogerhorst is bekend dat zich daar een schuilkerk van de katholieken bevonden heeft [18]. Thans is Hogerhorst nog een prachtige oude boerderij die volop in bedrijf is, weliswaar met moderne bijgebouwen. Het is pittoresk gelegen aan de overkant van de Eem tegenover de Kleine Melm. Sandvoort is gelegen bij Baarn en daar stond in de 18e eeuw de Rooms-katholieke kerk.
In de volgende aflevering willen we wat dieper ingaan op de individuele grafstenen.
NOTEN
1. Hilhorst, Jan H.M. en Hilhorst, Jos G.M., Soest Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw, Hilversum 2001, blz. 237 t.m. 239.
2. Borst drs. P., de Groot drs. A., Jonker-Klijn drs. J.G. en Roks R., Graven en begraven in de Dom van Utrecht, Bunnik 1997, blz. 16.
3. Derks G.J.M., "Het erf Grootelo aan het Kort End", gepubliceerd in dit periodiek; 2 1' jr. nr. 4 blz. 16 t.m. 25 en 22 jr. nr. 1, blz. 1 t.m. 8.
4. Archief Eemland, Notarieel Archief, J. de Louter, AT 051a003 rep. 213.
5. Callenbach Dr. JR., Neerland's Onafhankelijkheid Hersteld. Nijkerk 1913, blz. 19.
6. Borst drs. R, de Groot drs. A., Jonker-Klijn drs. J.G. en Roks R., Graven en begraven in de Dom van Utrecht, Bunnik 1997, blz. 50.
7. Bos, dominee J.J., manuscript "Uit de geschiedenis van Soest", Nederduitsch-Hervormde Gemeente, transcriptie Historische Vereniging Soest, blz. 17 t.m. 20.
8. Het Utrechts Archief, Inventaris van de Archieven der Hervomde Gemeente te Soest, dossiernr. 140.
9. Bos, dominee J.J., manuscript "Uit de geschiedenis van Soest", Nederduitsch-Hervormde Gemeente, transcriptie Historische Vereniging Soest, blz. 20.
10. Bloys van Treslong PrinsMr.P.C., Genealogische en Heraldische gedenkwaardigheden en uit de kerken der Provincie Utrecht, Utrecht 1909, pag. 156 t.m. 158.
11. Het is van mij een veronderstelling dat de predikant daar baat bij kon hebben, er zijn geen bewijzen voor gevonden.
12. Borst drs. P., de Groot drs. A., Jonker-Klijn drs. J.G. en Roks R., Graven en begraven in de Dom van Utrecht, Bunnik 1997, blz. 10.
13. Dekker C. Inventaris van de Archieven der Hervomde Gemeente te Soest, Utrecht 1966, blz. 2
14. Hilhorst, Jan H.M. en Hilhorst, Jos G.M., Soest Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw, Hilversum 2001, blz. 235 t.m. 237.
15. Hilhorst, Jan H.M. en Hilhorst, Jos G.M., Soest Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw, Hilversum 2001, blz. 294.
16. Hilhorst, Jan H.M. en Hilhorst, Jos G.M., Soest Hees en De Birkt van de achtste tot de zeventiende eeuw, Hilversum 2001, blz. 99.
17. Het Utrechts Archief, Inventaris van de Archieven der Hervomde Gemeente te Soest, dossiernr. 194.
18. Hilhorst Gijs, Monkhorst Gerard, Raven Gerard, Hoogland-West, gepubliceerd in "De Bewaarsman" 7' jrg. No. 2 blz. 71.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.