Joop Piekema
De pers hekelt Soest
Hilversum 6 December 1855.
Hedenavond had alhier een droevig ongeluk plaats. Een behoeftig man, welke twee jonge kinderen bij zich droeg en het onderhoud voor zich en hen van de weldadigheid der landlieden afsmeekte, begaf zich van het nabijliggend dorp Baren naar deze plaats; een der ongelukkige kinderen werd op den weg, een afstand van ruim twee uren, eene prooij van gebrek en koude, ondanks alle moeite, die de arme vader aanwende, om zijn stervend kind te behouden, bezweek het op zijn arm en toen hij Hilversum bereikt had was het reeds een lijk.
(Gooische Courant).
Hilversum 11 december 1855.
Aangaande het in het Handelsblad van 10 dezer voorkomende, betreffende het overlijden van een kind op den Soestdijkschen Straatweg, nabij deze gemeente, deelen wij nog mede, dat het kind ongeveer acht jaren oud; dat door den persoon die zich bij hetzelvebeyond(een oom van dat kind) bij verschillende landbouwers gevraagd was hetzelve bij den haard te mogen verwarmen, hetwelk overal geweigerd werd tot dat er een menschlievend genoeg was het verkleumde knaapje op te nemen, onder beding, dat zulks door den Burgemeester van Soest werd veroorloofd; niettegenstaande door laatstgenoemden daartoe geene vergunning werd verleend, is echter het kind aldaar dien nacht verbleven en den volgenden dag, na nog eenig voedsel te hebben ontvangen, naar deze plaats vertrokken.
Wij staan voor zoo ver voor het bovenstaande in dat wij uit den mond van den geleider van het kind hebben vernomen.
Eene oordeelvelling over het gedrag te Soest laten wij aan onze lezers over.
(Gooische Courant).
Burgemeester P. Gallenkamp Pels haalt uit.......
Soest, den 15 December 1855.
Mijnheer de Redacteur!
Onder dagteekening van 6 en 11 December las ik Uw blad twee berigten uit Hilversum, betrekkelijk zeker kind dat op den weg van Soestdijk daarheen, aan gebrek en koude zoude zijn omgekomen.
DewijI in het laatst de bedoelde berigten eene oordeeling voor het gedrag te Soest aan de lezers der Gooische Courant overgelaten, meen ik het aan mij zelven en aan mijne ingezetenen verschuldigd te zijn dan ook eene meer juiste lezing te geven van het, met het bedoelde kind alhier voorgevallene, en verzoek ik u beleefdelijk de navolgende regels in een uwer eerstvolgende nommers op te nemen.
In den laten avond van den 5 den dezer, vervoegde zich te mijnen huize de alhier wonende landbouwer Rademaker, vergezeld van een zeker hem en mij onbekend manspersoon, mij te kennen gevende dat die persoon, vergezeld van eene vrouw en 3 nog jonge kinderen, even tevoren bij hem Rademaker in huis was gekomen om zich te warmen, hetwelk hem toegestaan zijnde het kort; dat een der kinderen zeer ziek en in bedenkelijken toestand was; dat hij dientengevolge mij kwam vragen wat hem in deze te doen stond.
Het vreemde manspersoon, door mij ondervraagd, verklaarde te zijn een arbeider, wonende onder Nijkerk en wel aan het zogenaamde Pannenhuis, een uur afstands ongeveer van Amersfoort; voorts dat hij met zijn voornoemd gezin, reeds den voorgaanden dag, opreis was gegaan, te Amersfoort had overnacht en voornemens was zulks heden nacht ook hier te doen, alwaar men hem echter aan een der herbergen had afgewezen; wijders dat het zieke kind hem niet zoo zeer aanging, dat hij daar maar oom over was, dat het van onechte geboorte was en hij daar maar f 12,-- 's jaars van het armbestuur voor trok, en eindelijk dat hij voornemens was naar de Haarlemmermeer te gaan om werk te zoeken.
Waarom ik Burgemeester hem ernstig onder het oog heb gebragt dat het onverantwoordelijk van hem was, zich in dit barre saison opreis te begeven of beter gezegd het platteland afteloopen en rond te zwerven, zonder middelen om in het noodige te voorzien niet alleen - maar met het doel om met bedelen, van de eene gemeente naar de andere den kost te verkrijgen en welligt het ongelukkige zieke kind, welks moeder zich te Amersfoort ophield, te exploiteeren als een middel om het medelijden op te wekken; dat hij de ziekte en welligt de dood van het kind op zijn geweten had; dat zijne tocht naar de Haarlemmermeer kennelijk slegts een voorwendsel was, blijkbaar daaruit dewijl hij den eersten dag eene afstand van naauwelijks een — en den tweeden dag van anderhalf uur gaans had afgelegd, doch ook al aangenomen dat zulks zijne bedoeling was, hij, op die wijze voortreizende, eerst na verloop van 8 of 12 dagen, aan de Haarlemmermeer kon arriveeren en het dan nog zeer onzeker was of hij, vooral in het midden des winters, daar onmiddellijk werk zoude bekomen; dat het tegendeel veeleer te voorzien was; dat ik hem in deze positie dus moest aanraden zich niet verder van zijne woonplaats (tevens zijn onderstands domicilie) te verwijderen, en zoo hij inderdaad werk zocht, zulks liever daar te zoeken waar hij bekend was — of waar hij, in allen gevalle zich om onderstand kon en behoorde aan te wenden.
Dewijl niettemin de toestand van het zieke kind onmiddellijk geneeskundige hulp scheen te vereischen, werd door mij aan den vreemdeling last gegeven dezelve dadelijk ten koste van zijn onderstands-domicilie interoepen en de vrijheid gegeven aan den geneeskundige te zeggen dat ik in elk geval voor die kosten bleef instaan; het blijkt dan ook reeds daaruit dat het verlof tot nachtverblijf bij den landbouwer R. door mij niet is geweigerd, maar wel nadrukkelijk is verleend tot zoolang zulks zoude blijken noodzakelijk te zijn, doch ook niet langer, daar onze landbouwers, wel verre van zoo onbarmhartig te zijn als de Gooische Courant hun toedicht veeleer geneigd zijn de aartsvaderlijke gastvrijheid wel te ver te drijven door allerleij landlopers, bedelaars enz. nachtverblijf te verleenen.
Den volgenden morgen liet ik naar den toestand van het zieke kind infonneeren en vernam toen, zeer tot mijne verwondering dat het gezin reeds in den vroegen morgen naar Hilversum was opgebroken, zonder geneeskundige raad of hulp te hebben ingeroepen, of daartoe ook maar eenige poging te hebben aangewend; zeggende de man dat hij eene zuster te Hilversum (ruim 2 uur gaans van hier) had, dat hij daarheen ging omdat het hem dan niet aanging als het kind daar maar kwam te sterven; dat het daar kon begraven worden; enz.
Uit latere door mij, bij den landbouwer R., ingewonnen berigten blijkt: dat zowel man als vrouw geheel liefdeloos in hunne behandeling van het zieke kind waren geweest; dat beide in zoodanigen toestand van verwaarlozing en onreinheid waren, dat het in hunne nabijheid van de stank bijna niet was uit te houden; dat een der jongere kinderen met eenig hooi of stroo dat wel van de mestvaalt scheen te komen, in eene zak werd gedragen, waarin het zich in zijn eigen drek rondwentelde, enz.
Na deze inlichtingen zullen, vertrouw ik, de lezers der Gooische Courant, in staat zijn, met meerdere zaakkennis, hun oordeel te vellen en zal derzelven berigtgever, in plaats van eene onverdiende blaam op de gemeente Soest te werpen, tegen zijne bedoeling welligt, der Hilversumsche Politie aanleiding hebben gegeven tot een gestreng onderzoek of inhoeverre art. 319 van het Strafwetboek op den geleider van het kind van toepassing is.
De burgemeester der gemeente Soest,
w.g.: P. Gallenkamp Pels.
Hoe was het weer? Waarmeningen te Utrecht (KNMI)
December 1855 is een bijzonder koude maand. Op 3 en 4 december vriest het 's nachts en 's morgens vroeg 6 a. 7 graden C.en overdag schommelt het kwik rond het vriespunt. In de nacht van 4 op 5 december regent het (er viel 5,2 mm) en het is wat zachter geworden met een maximum temperatuur van 5 graden C. Op Sinterklaasavond echter daalt het kwik weer richting nulpunt en gaat het sneeuwen.
In de nacht van 5 op 6 december valt er 7,0 mm neerslag in de vorm van sneeuw — verondersteld mag worden dat er 's morgens 6 december, bij het vertrek van de zwervers naar Hilversum, toch wel een behoorlijk sneeuwdek heeft gelegen, mogelijk 4 tot 7 cm, misschien nog wel wat meer. (N.B.: in die jaren werden er geen sneeuwhoogten gemeten — deze metingen beginnen eerst in 1942)). Het vriest, 's morgens 6 december, 1 graad C.
Overdag, 6 december, komt de temperatuur iets boven nul, en er valt een hagelbui. Aansluitend zet een flinke vorstperiode in die, met een korte onderbreking rond het midden van de maand, tot 23 december voortduurt.
Dood door schuld
Gezien de weersgesteldheid is het gedrag van de zwervende familie zeer onverantwoord te noemen; niet voor niets spreekt de burgemeester van "het barre saison". Want op de late avond van 5 december, als Rademaker de burgemeester bezoekt, sneeuwt het al flink. Het is onvoorstelbaar dat het gezin, met een doodziek kind, 's anderendaags door de sneeuw gaat ploeteren, richting Hilversum! Het kind heeft deze marteltocht met de dood moeten bekopen.
N.B: Bij het ter perse gaan van dit nummer was de naam van het overleden kind nog niet boven water gekomen — blijkens onderzoek werd in Hilversum geen aangifte van overlijden gedaan.
Ook de namen van de medereizigers zijn nog in duister gehuld.....
De zaak blijft,óókna 150 jaar, onder onze aandacht!.
BRONNEN:
ARCHIEF GEMEENTE SOEST (1812-1928):
- INGEKOMEN STUKKEN 1855 (INV.NR113);
- BRIEVENBOEK 1855-1859 (INV.NR233).
JAARBOEK KNMI 1856 (WAARIN DE WAARNEMINGEN VAN DECEMBER 1855), COLLECTIE AUTEUR.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.