Wim de Kam
Toen vorig jaar in Amsterdam medewerkers van een bekende grootgrutter een winkeldief in zijn kraag pakten en hem op z'n neus timmerden, stak er een storm van verontwaardiging op toen bleek dat ze daarvoor werden vervolgd. Prins Bernhard betaalde de boete.
In december vorig jaar stelde een sigarenhandelaar uit Utrecht voor om criminelen zichtbaar voor iedereen in kooien op te sluiten in de winkel. De Utrechtse korpschef Vogelzang stelde voor om foto's van veelplegers op internet te zetten. Blijkens de Soester Courant van 14 januari j.l. voelde burgemeester Janssen van Soest wel voor dit idee. Ook minister-president Balkenende toonde begrip voor de suggestie. Komt er een door de overheid gelegitimeerde schandpaal naast de (commerciële?) schandpaal waarvoor de pers zich soms leent als het er om gaat iemands carrière te breken door een overvloed van publiciteit over iemands vermeend verkeerd gedrag? Zo'n vaart zal het wellicht niet lopen maar uit te sluiten is het evenmin.
Een Tweede Kamerlid merkte n.a.v. de elkaar opvolgende gebeurtenissen op: "Het lijkt op het rondrijden van veroordeelden op de mestkar net als in de Middeleeuwen".
Deze laatste opmerking legt een link tussen een actuele discussie en een oud volksgebruik (het volksgericht). Een volksgebruik dat overigens niet uitsluitend tijdens de Middeleeuwen was te zien. Het Overijsselse dorp Staphorst kwam in 1961 landelijk in het nieuws. Een paar dat verdacht werd van overspel werd aldaar in tamelijk ontklede staat in de winterkou ter bespotting door dè straten gevoerd. Middeleeuwse toestanden' kopte een bekend landelijk dagblad en sinds dit strafritueel wordt Staphorst door menigeen eens te meer gehouden voor een "achterlijke" gemeente. De etnoloog Gerard Rooijakkers is van mening dat dit beeld berust op een vooroordeel en miskent de veel bredere betekenis en verspreiding van zo'n ritueel. Hij omschrijft het volksgericht als een niet-officiële rituele sanctie op `deviant' (afwijkend) gedrag en benadrukt de symbolische betekenis van een publieke schandstraf. Hij waakt er daarbij voor een normatief oordeel uit te spreken over deze uiting van volkscultuur. Hij vraagt ook aandacht voor de zogenaamde zwarte folklore die zijns inziens bepaald niet tot het verleden behoort, ook al zijn we bij volkscultuur en folklore geneigd te denken aan positieve en esthetische zaken waarmee 'men voor de dag kan komen'.
Met zwarte folklore bedoelt hij die uitingen waarbij zij die zich door afwijkend gedrag als het ware buiten de samenleving plaatsen of daar buiten worden geplaatst, worden geassocieerd met lichaamsafscheidingen of worden verdierlijkt.|
Hij beschouwt dergelijke uitingen als 'conceptuele sleutelstukken' in de studie van de volkscultuur bezien vanuit ontwikkelingsperspectief.
Dat klinkt mooi en als wetenschapper kaiijeje wellicht een dergelijke 'neutrale' houding veroorloven maar als burger en bestuur ben je m.i. gehouden ontwikkelingen ook te beoordelen uit een perspectief van beschaving. Dat geldt des te meer nu er volop gediscussieerd wordt over waarden en normen en bestuurders zeggen zich niet uitsluitend te willen laten leiden door goedkoop populisme. De vraag is dan of zo'n publieke schandpaal en/of volksgericht nog te verdedigen valt. Dat is overigens niet alleen een vraag die heden ten dage alleen wordt gesteld maar een vraag die in de geschiedenis voortdurend aan de orde kwam.
Onmiskenbaar kwam het volksgericht in vroeger tijden meer voor dan thans het geval is, maar even onmiskenbaar was er reeds in de Middeleeuwen sprake van een ontwikkeling waarbij men dit verschijnsel wilde terugdringen door 'het gericht' te laten (uit)spreken door de overheid.
Op lokaal niveau kende men daartoe het gerecht. Zoals uit het woord al kan worden afgeleid was één van de taken van het gerecht, het spreken van recht in geschillen en bij overtreding van normen. Het gerecht deed echter veel meer dan uitsluitend rechtspreken. Men kende nog niet het beginsel van de verdeling en evenwicht van overheidsmacht tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Het plaatselijk bestuur was zowel wetgever (normsteller), uitvderder als rechter. Het bestuur van het gerecht was samengesteld uit een schout (benoemd door de gerechtsheer) en schepenen (gekozen uit de buren, zeg maai de rijke boeren).
Overigens waren de lokale gerechten afhankelijk van het boven hen gestelde gezag. In de Middeleeuwen berustte het overheidsgezag in de streek waartoe Soest behoorde bij de bisschop van Utrecht en door hem aangestelde voogden (o.a. de maarschalk van Eemland) en leenheren.
Naast overheidsgezag oefende de bisschop in zijn bisdom ook het geestelijk gezag uit en die beide vormen van gezag werden niet altijd scherp onderscheiden hetgeen ook doorwerkte op lokaal niveau wat betreft de invloed van de daar aanwezige geestelijkheid.
Het onderscheid tussen hoger gezag en lokale gezaghebbers kwam ook tot uiting in de rechtspraak. Een onderscheid werd gemaakt tussen hoge en lage rechtspraak. De hoge rechtspraak werd uitgeoefend door de maarschalk of door het landrecht waarvan de bisschop zelf voorzitter was.
In het algemeen kan men stellen dat hele zware misdrijven niet door het lokale gerecht werden beslist maar door het hogere gezag.
Bij boetes die het gerecht oplegde kwam vaak een deel ten gunste aan de schout. De opbrengst van de boeten vormde voor hem daarmee een belangrijke inkomstenbron. Uiteraard was dat niet bevorderlijk voor een goede rechtsgang. Maar ook hier moeten we voorzichtig zijn met een veroordeling van een praktijk uit het verleden in het licht van hedendaagse discussies over prestatiecontracten waarbij de hoeveelheid bonnen een maatstaf lijkt te worden voor goed presteren. Door het optreden van de lokale gerechten verdwenen de volksgerichten niet direct uit beeld. Spanning is er altijd gebleven tussen de neiging tot eigenrichting en rechtspreken door de overheid. Die spanning behoeft regelmatig ontlading.
Dat kan het meest vreedzaam gebeuren in de vorm van een spel of folkloristisch ritueel dat zowel ontspanning biedt als tot nadenken stemt. Wellicht kan de zitting van het historische gerecht op 13 juni a.s. tijdens de viering van het 975 jarig bestaan daartoe bijdragen.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.