Drs. Frans A.G. Bleijs
Zoals in de vorige bijdrage te lezen is, is het St.Jozefgesticht gebouwd onder architectuur van A. C. Bleys. Beide stukken zijn in deze uitgave opgenomen in het kader van de tentoonstelling over deze architect in Museum Oud-Soest.
Bouwmeester Adrianus Cyriacus Bleijs werd geboren op 29 maart 1842 te Hoorn. Hij was enig kind van meester-timmerman Johannes Bleijs en Johanna Krijgsman. Zijn vader werkte zelfstandig als onderaannemer in de bouw voor alle werkzaamheden voortvloeiend uit zijn ambacht. In zijn vroegere jeugd kwam hij dus al in aanraking met vele aspecten van de bouw.
De familie Bleijs bewoonde een fraai zeventiende eeuws pand aan de Grote Noord 40.
Na het doorlopen van de lagere school volgde de jonge Adriaan verschillende cursussen aan de stadstekenschool en kreeg les van architect Blanken en de stadstekenmeester Vorderman. Adriaan blonk op iedere cursus uit en moest voor vervolgcursussen nimmer een toelatingsexamen doen. Hij werd door velen als geniaal aangemerkt en werd als 15 jarige jongen aangesteld als bouwkundig opzichte bij de bouw van de gasfabriek.
In Nederland was in die tijd geen behoorlijke opleiding tot architect en men adviseerde Adriaan te gaan werken bij Cuijpers om daar een opleiding tot architect te krijgen.
Als zeventienjarige jongeman vertrok hij naar Roermond. Cuijpers zag veel in de jonge Noord-Hollander. In de beginperiode van zijn verblijf heeft Cuijpers Bleijs een beetje als duvelstoejager gebruikt. Dit leidde tot een incomptabilit d'humeur waardoor Bleijs op 19 jarige leeftijd vertrok.
Van der Lee schrijft hierover het volgende, dat vanwege het belang voor inzicht in de ontwikkeling van Bleijs en voor een begrip van de latere controverses in zijn geheel wordt overgenomen. Bovendien blijkt dit uit de familieoverlevering de enige juiste lezing te zijn:
Over Bleijs' verblijf bij Cuijpers was tot nu toe het volgende bekend: Enige tijd na zijn komst brak er ruzie uit tussen Cuijpers en zijn beeldhouwers. Het gevolg was dat de architect geen gebruik van hun diensten wenste te maken. Bleijs, die partij had gekozen voor de beeldhouwers, moest net zo als dezen zijn excuses aanbieden, hetgeen hij weigerde. In een brief (dd. 14 juni 1861) aan zijn zwager Jozef Alberdingk Thijm schrijft Cuijpers: "Het spijt mij vooral voor die jonge Noordhollander M.(ijnheer) Bleijs van Hoorn hij beloofde veel maar is verloren. Morgen vertrekt hij naar Antwerpen. Zijn vader is hier geweest vandaag, hij kon echter de zoon niet bewegen om mij vergeving te vragen...." De ruzie tussen Cuijpers en zijn beeldhouwers kan echter hoogstens de aanleiding voor Bleijs' vertrek zijn geweest. De werkelijke oorzaak was dat hij ontevreden was over de opleiding die hij kreeg, of liever gezegd het ontbreken daarvan. Dit blijkt uit een midden in de stijlstrijd rond het op te richten nationale monument in Den Haag (Plein 1813) geschreven brief van Bleijs aan zijn collega Leliman, fel tegenstander van het door professor Brouwers gepropageerde neogotische ontwerp "NO" van Cuijpers, waarin Bleijs, ook tegen dit ontwerp, zich verdedigt tegen Brouwers als volgt:
"Verder zegt de heer Brouwers: ' hoe kundiger hij (Bleijs) is, des te beter voor "NO" van Cuijpers, want de heer BI... is een élève van den ontwerper van "NO"en slechts voor weinigen jaren weggegaan van de ontwerper "NO", bij gelegenheid dat deze ateliers wegens miskenning van het reglament had doen sluiten. '. ' Mr Brouwers, gij vergist u ofwel gij zijt niet goed ingelicht omtrent mijn levensgeschiedenis. Wel ben ik bij der ontwerper van "NO" (Cuijpers) gekomen om volgens zijn beloften eene goede opleiding in de schoone bouwkunst, beter dan de Akademie te Antwerpen te genieten, maar het bleek dat deze opleiding zich niet verder uitstrekt dan om mij gedurende het slechts éénjarig verblijf op zijn atelier, het drievierde van die tijd als opzigter of onderbaas te gebruiken. Die opleiding vond ik niet voldoende, en daarom bedankte ik den ontwerper van "NO" en verliet vrijwillig zijn atelier.
Genoemde ontwerper van "NO" heeft hierover dikwijls zijn leedwezen betuigd en heeft moeite genoeg getroost om mij op zijn atelier te behouden. Mijn vertrek had gelijktijdig plaats, toen een misverstand tussen de heeren Cuijpers-Stolzenberg en hunne beeldhouwers en kunstenaars was ontstaan op de ateliers, die onder Cuijpers-Stolzenberg zaken deden. Van deze club heb ik geen deel uitgemaakt. Nu trekt de heer Brouwers van dit ongeval partij, om mijn goede naam in twijfel te doen trekken; hij zegt weliswaar niet direct, dat ik uit die ateliers weggejaagd ben, maar ieder lezer kan het eruit opmaken. Dat de ontwerper van "NO" (Cuijpers) zelfs van mijn kundigheden overtuigd was en dat nog zal, alhoewel ik hem vrijwillig verliet, vindt zijn bewijs in den vereerende brief, dien hij mij twee maanden na mijn vertrek van zijn atelier, door tusschenkomst van een tweede persoon heeft laten schrijven en waarin hij mij een voordelig aanbod deed om als opzigter aan een kerkgebouw werkzaam te zijn en na afloop van dien bouw op zijn atelier te komen werken. Bleijs is niet op dit aanbod ingegaan." Na zijn onenigheid met Cuijpers is hij op 1 5 juni 1861 naar Antwerpen vertrokken en heeft zich als leerling aan de Koninklijke Akademie Voor Schone Kunsten laten inschrijven (dezelfde opleiding die Cuijpers daar ook genoten had.)
Met veel succes heeft hij de vierjarige opleiding doorlopen en sloot zijn studie af met de eerste prijs. ( 1e prix d'exellance/A.C. Bleijs/1864)
Bleijs vestigde zich als architect (noemde zichzelf bouwmeester zoals dat in Antwerpen te doen gebruikelijk was) in Hoorn. Van 1864 tot 1870 kreeg hij weinig opdrachten. Daarna ging het in stijgende lijn en kreeg vele vererende opdrachten zoals de bouw van verschillende kerken. In tegenstelling tot de gangbare stijltoepassing van Cuijpers c.s. bouwde Bleijs in verschillende stijlen, rekening houden met de wensen van de opdrachtgevers en met de omgeving waar het betreffende bouwwer k gesitueerd werd. Dit leverde hem veel kritiek op omdat hij zich een vrijkunstenaar voelde en niet het karakter had in een keurslijf te lopen en zeker niet het neogotische keurslijf. Naast de kritiek ondervond hij ook bewondering en waardering voor zijn grote veelzijdigheid en de kwaliteit van zijn bouwwerken en de unieke vondsten.
In 1880 verhuisde hij met zijn vrouw en tien kinderen naar Amsterdam. Hier verliep zijn carrière aanvankelijk in sterk opgaande lijn. Dit resulteerde in eervolle opdrachten zoals de bouw van het Elisabethgesticht, het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en de Sint Nicolaaskerk en vele andere bouwwerken als winkelpanden, scholen villa's enz.
Hoewel zijn leerlingen en personeel vol sympathie over hem spraken en van zijn 25 jarig bouwmeesterschap een uniek feest maakte en hem een album aanboden van al zijn werk, waren er anderen die zich boosaardig over hem uitlieten, doorgaans anoniem, en hem daardoor niet alleen het leven zuur maakten maar aspirant opdrachtgevers negatief beïn vloedden. Ondanks zijn vernieuwende invloed door de neogotiek niet als alleenzaligmakend te beschouwen en door ook vele andere stijlen toe te passen en door combinaties van die stijlen met iets nieuws en ook iets unieks te komen werd hij genoodzaakt door deze ontwikkeling zijn praktijk in 1903 op te heffen en een functie te aanvaarden als inspecteur van volksgezondheid voor de zuidelijke provincies.
Korte tijd daarna werd hij ernstig ziek en overleed in 1912 te Kerkdriel, waar hij samen met zijn vrouw woonde. De uitvaartdienst werd in de St Nicolaaskerk gehouden (zijn kerk).
Aansluitend vond de begrafenis plaats op de begraafplaats "De :Liefde" te Masterdam.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.