W.P. de Kam
Tot opvolger van de plotseling overleden burgemeester Deketh (zie Van Zoyst tot Soest, 20e jaargang nr. 2 - herfst 1999) werd bij Koninklijk Besluit van 6 juli 1937 benoemd de heer mr. W.A.J. Visser.
Willem Adriaan Johan Visser werd op 7 maart 1904 geboren te Beek (gemeente Ubbergen) als zoon van Willem Maarten Visser (rijksontvanger) en Cornelia Louise Margaretha Hoefer. In 1905 vestigde de fam. Visser zich te Zeist.
Na de jongensschool der Evangelische Broedergemeente te hebben doorlopen volgde hij 3 jaar voortgezet onderwijs aan het chr.gymnasium te Utrecht. Daarna volgde hij nog 3 jaar voortgezet onderwijs aan het pas gevestigde chr.lyceum te Zeist.
Na de middelbare school studeerde hij rechten aan de rijksuniversiteit te Utrecht waar hij in 1928 zijn meesterstitel behaalde.
Op 16 april 1929 huwde Willem Visser te Zeist met Jkvr. Jenny Micheline Lintelo de Geer, dochter van Jhr. en mevr. Lintelo de Geer- van Marwijk Kooij, woonachtig op Huize "Kerckebosch" te Zeist. Na een korte periode van reizen en trekken vestigde het jonge paar zich te Eefde bij Gorssel en werd mr.Visser ambtenaar van het openbaar ministerie bij het kantongerecht te Arnhem, in het bijzonder belast met de waarneming van deze taak bij het kantongerecht te Wageningen.
In 1930 werd geboren de dochter Alexandra Jeanne Henriette.
In 1931 werd de heer Visser aangesteld tot ambtenaar van de secretarie van de gemeente Gorssel. Dat duurde tot 1 november 1932. Toen werd hij benoemd tot burgemeester van de gemeente Avereest in Overijssel. Hij ontwikkelde in die gemeente vele initiatieven en vervulde daarnaast nog tal van nevenfuncties. Zo was hij o.a. voorzitter van de Algemene Nederlandse Politiebond. In de gemeente Avereest was men niet blij met zijn vertrek, al gunde men hem uiteraard de promotie naar Soest met ingang van 1 augustus 1937.
In Soest had men na de betrekkelijk zwakke leiding van burgemeester Deketh hoge verwachtingen van de nieuwe burgemeester. Bij de installatie trok de raad gedeeltelijk het boetekleed aan en erkende medeverantwoordelijkheid voor die periode. Het raadslid Endendijk verwoordde dit aldus: " U zult hier vinden een raad Ja! Mijnheer de Voorzitter, wat zal ik daarvan zeggen?
Hij heeft een naam in het land, en zeker ook u bekend, waarop hij niet trotsch kan zijn, doordat hij meermalen door den evenaar slaat, en allerlei kenmerken vertoont, dat er aan zijn opvoeding als zoodanig zeer veel heeft ontbroken, met het gevolg, dat hij zich soms gedraagt als een moeilijk kind. Een zielkundige verklaring daarvan zou wel te geven zijn, maar is hier niet op haar plaats.
Evenwel, één factor is aanwezig, die toch wel goede hope geeft voor de toekomst, nl. dat de raad zelve niet bevredigd is met dien toestand, zoodat bij elke groep was te constateren een uitzien, een verlangen naar iemand, die hem met vaste hand zou leiden, en met een blijkbare voldoening werd kennis genomen van uw benoeming, omdat men meende gegronde hoopte te hebben, dat u die gave niet ontbreekt." Burgemeester Visser gaf er in zijn installatierede blijk van dat de aandacht er op gericht moet zijn de zedelijke grondslagen van het overheidsgezag nader te bevestigen. Vooral de gezagskwestie lag hem na aan het hart blijkens het volgende citaat uit de notulen van de raadsvergadering waarin hij geïnstalleerd werd:
" Immers dienen van het algemeen belang omvat tevens schragen van het gezag. Zonder gezag en orde en zonder orde geen gezag. Ik zal hier vanmiddag niet nader op ingaan, ik kan u alleen verklaren, dat de gezagskwestie mij zeer na aan het hart ligt. Moge er ook hier tijdens mijn ambtsperiode steeds gevonden worden het gewenschte evenwicht tussen gezag en vrijheid, moge men steeds bedenken, dat vrijheid een kostelijk goed is, dat ons niet in den schoot geworpen wordt, maar dat wij ons waardig moeten maken, waarvoor wij dagelijks moeten strijden, zoals een bekend Duitsch dichter het zegt: " Nur der verdient Freiheit und das Leben, der täglich sie erobern musz".
Of het citeren van een Duitser nou zo'n gelukkige greep was in die tijd kan men zich natuurlijk afvragen. Zoals later nog zou blijken was mr.Visser wat betreft de houding tegen de bezetter echter uit het goede hout gesneden. Daarmee hadden zij de deviezenbepalingen overtreden. Maar er was meer aan de hand.
Het verblijf van de heer Visser in Soest, waar hij zich vestigde aan de Soesterbergsestraat in de villa Anne Marie (zie foto) heeft niet lang geduurd. Met ingang van 1 oktober 1939 werd hij benoemd tot burgemeester van zijn vroegere woonplaats Zeist. Mede door zijn houding gedurende de oorlogsjaren werd hij ook daar gewaardeerd en bij zijn afscheid in mei 1947 gaf men daarvan ook blijk. Dat afscheid was er vanwege zijn benoeming tot burgemeester van Den Haag. Een bliksemcarrière derhalve!
In Den Haag maakte hij zich snel populair. Hij speelde een leidende rol bij de viering van het 700 jarig bestaan van de stad in 1948.
Zo snel als de vlucht naar boven was gegaan in zijn loopbaan zo diep was ook de val. Op 23 mei 1949 werd bekendgemaakt dat burgemeester Visser ontslag had gekregen. De Haagsche Courant wist alleen te melden dat de burgemeester in ' persoonlijke moeilijkheden' was geraakt en dat hij was opgenomen in een zenuwinrichting. Drie weken later werd opening van zaken gegeven over de ware reden. Burgemeester Visser en zijn privésecretaris hadden een bedrag van 50.000 Zwitserse francs van een bankrekening in Zürich gehaald en vervolgens Nederland binnengesmokkeld. Maar er was meer aan de hand. Het geld behoorde toe aan een ex-NSB'er en stond onder beheer van de privé-secretaris die samen met de heer Visser in het verzet had gezeten. Het bleek dat de burgemeester een deel van het geld voor zichzelf had gehouden. In januari 1950 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en een boete van f. 20.000,— gulden. Volgens Elseviers Weekblad was deze " verwildering der publieke zeden" een gevolg van de oorlog. Zou de heer Visser toen nog teruggedacht hebben aan de zedelijke grondslagen van het overheidsgezag waarover hij in 1937 sprak?
In 1951 werd het huwelijk van de heer Visser met Jkvr. de Geer ontbonden. Hij hertrouwde nog hetzelfde jaar met Jkvr. Marie Henriette Sophie n Tets, vrouwe van Heerjansdam.
Op 6 november 1975 is de heer Visser op 71 jarige leeftijd overleden.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.