W.P. de Kam
Met ingang van 10 november 1914 werd tot burgemeester van Soest benoemd de heer mr.dr.Jan Aernout Anne Hendrik de Beaufort.
Hij was geboren op 22 augustus 1876 te Leusden als oudste zoon van Willem Hendrik de Beaufort en Adèle Maria van Eeghen. In 1905 is hij getrouwd met barones Constance Henriette van Lynden. Het echtpaar kreeg 4 kinderen.
De heer mr.dr.J.A.A.H, de Beaufort behoorde tot een bekende regentenfamilie in Utrecht.
De eerste Beaufort die zich in Nederland vestigde was Pierre, geboren in 1595 als zoon van een kleermaker te Sedan (Frankrijk). Hij vestigde zich in Hulst in de provincie Zeeland. Hij bekleedde daar het drostambt in een domein van de Nassau's. Hij en zijn nakomelingen trouwden met vrouwen uit aanzienlijke Zeeuwse geslachten en bleven de eerste honderd vijftig jaar vast in Zeeland wonen.
Pas in de loop van de 18e eeuw leidde de carrière van Pieter Benjamin de Beaufort (1688-1777) ertoe dat zijn nakomelingen zich in de provincie Utrecht vestigden. In 1739 vestigde Pieter Benjamin zich als lid van de Nassause domeinraad in Den Haag. In 1754 werd hij aangesteld tot drost van Stad en baronie van IJsselstein. Zijn zoon Jochahim Ferdinand volgde hem op. Als gevolg van de Bataafse omwenteling in 1795 werd die afgezet als drost. Hij keerde niet terug naar Zeeland maar vestigde zich in 1808 te Zeist.
Zijn zoon Willem Hendrik de Beaufort (1775-1829) die gehuwd was met Cornelia Anne van Westreenen kocht in 1807 de buitenplaats Den Treek te Leusden. Zij kunnen worden beschouwd als de stamouders van het Utrechtse geslacht van de Beaufort. Willem Hendrik de Beaufort was vanaf 1814 lid van Provinciale Staten van Utrecht.
Twee zonen van W.H. de Beaufort hadden nageslacht, t.w. Arnoud Jan (1799-1866) en Pieter (1807-1876). De eerstgenoemde Arnoud Jan had vier zonen die in de tweede helft van de 19e eeuw allen dicht bij elkaar gelegen landgoederen in de provincie Utrecht bewoonden. De familie de Beaufort en de familie Stoop hebben in de 19e eeuw aanzienlijk geïnvesteerd in de ontginning van z.g. woeste gronden in deze provincie.
De eerste van de vier zonen, t.w. Willem Hendrik (1845-1918) erfde Den Treek. Hij werd een bekend politicus. Eerst als lid van de Tweede Kamer, vervolgens als minister van buitenlandse zaken in de periode van 1897-1901.
Zijn oudste zoon Jan Aernout Anne Hendrik (genoemd Aernout, Noud), is de man die benoemd werd tot burgemeester van Soest als opvolger van mr.C.J.W. Loten van Doelen Grothe die was benoemd tot lid van het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Overigens stond mr.dr.J.A.A.H, de Beaufort als derde vermeld op de aanbeveling van de toenmalige Commissaris der Koningin. De Commissaris der Koningin schreef in zijn brief aan de minister van Binnenlandse Zaken dat gelet op de samenstelling van de bevolking en de gemeenteraad er eigenlijk een burgemeester van r.k.huize zou moeten worden benoemd. Het probleem was echter dat er maar één rooms-katholieke sollicitant was en dat was de toenmalige wethouder H. van Klooster. Deze kandidaat achtte de C.d.K. echter ongeschikt. Dat deze van Klooster feitelijk een grote machtspositie in de Soester gemeenschap zou innemen ( hij werd later directeur van gemeentewerken en maakte deel uit van tal van besturen) en bepaald niet onomstreden was, bleek in de daarop volgende twintig jaar heel duidelijk.
Als nummer één op de aanbeveling stond dhr. de Waal Malefyt, de voormalige minister van Koloniën. Als nummer twee stond vermeld een heer van Westreenen. De commissaris gaf aan de heer van Westreenen een lichte voorkeur boven de heer de Beaufort omdat de heer van Westreenen meer ervaring had op het terrein van de gemeente-administratie en volgens de C.d.K de toenmalige gemeentesecretaris van Soest, de heer Benschop, niet zo sterk was in het beheer van de secretarie.
Het werd, zoals reeds gemeld, de derde man op de aanbeveling, de heer de Beaufort. Die was op dat moment werkzaam op het ministerie van buitenlandse zaken, het departement waarvan zijn vader in het verleden minister was geweest.
Jan Aernout de Beaufort had na de lagere school te hebben doorlopen het gymnasium te Amersfoort bezocht. Vervolgens had hij rechten gestudeerd te Utrecht. In 1902 promoveerde hij tot doctor in de rechtsgeieerdheid. In 1903 volgde zijn promotie tot doctor in de staatswetenschappen. Zijn proefschrift handelde over 'De herziening der conventie van Genève'.
Overigens toonde de heer de Beaufort behalve beroepsmatige belangstelling voor buitenlandse zaken ( in het kader waarvan hij ook diverse buitenlandse reizen maakte), ook veel interesse in andere zaken. Zo was hij in Den Haag lid van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap en lid van de Literaire Sociëteit. Ook was hij gedurende vele jaren secretaris van de Letterkundige familievereniging voor proza en poëzie.
Zijn belangstelling voor Soest had vermoedelijk te maken met de wens dichter bij de echte thuisbasis Den Treek te Leusden te komen wonen. Vanuit Soest, waar het gezin zich vestigde aan de Soesterbergsestraat, regelde hij zo blijkt uit de stukken die zich in het familie-archief bevinden al diverse zaken betreffende dit landgoed. Dat gold zeker voor de periode na het overlijden van zijn vader in 1918. De reden van zijn vertrek uit Soest in 1923 was de wens om zich op het landgoed Den Treek te vestigen en alle krachten te besteden aan het bestuur en beheer van de goederen.
De tijd waarin hij burgemeester werd van Soest was geen gemakkelijke. De eerste wereldoorlog was net uitgebroken. Hoewel Nederland daarin niet direct betrokken was kreeg men met de gevolgen daarvan wel te maken, o.a. de opvang van Belgische vluchtelingen. In het familie-archief van de Beaufort te Utrecht bevindt zich een aanvullende opgave van de in Soest verblijf houdende vluchtelingen in die tijd. De eerste opgave die de burgemeester had ontvangen bevindt zich, zoals het hoort, in het gemeente-archief. De aanvullende opgave is dan ook ten onrechte opgenomen in het familiearchief. Naast de opvang van vluchtelingen speelde de zorg voor de uitvoering van de distributiemaatregelen. Na de oorlog vergde de zorg voor de volkshuisvesting en het in goede banen leiden van de uitbreiding van Soest een belangrijke rol. De burgemeester heeft aan dit alles leiding gegeven als "een gematigd man". Deze woorden "een gematigd man" werden gebezigd door het raadslid en oud-wethouder Endendijk bij het afscheid van burgemeester de Beaufort in 1923. De heer Endendijk refereerde in zijn afscheidsreden aan de komst van de heer de Beaufort. Hij had toen ook graag het woord willen voeren om te protesteren tegen het feit dat een burgemeester was benoemd van liberale huize, zijnde een minderheid in de raad. Hij was blij - achteraf bezien - dat anderen hem daarvan toen hadden weerhouden. Het was hem een genoegen geweest samen te werken met de heer de Beaufort. De term "gematigd man" was goed gekozen. De heer de Beaufort was geen krachtig bestuurder zoals zijn voorganger maar een beminnelijk mens die een matigende invloed had op de toen steeds meer de kop opstekende politieke tegenstellingen in Soest.
Mr.Dr. J.A.A.H, de Beaufort, burgemeester van Soest van 2 november 1914 tot 1 november 1923
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.