G.J.M. Derks
Als gevolg van de vernieuwingsdrang en de vele uitbreidingen heeft Oud-Soest veel van haar landelijke karakter en schoonheid verloren en dit proces lijkt de laatste jaren helaas weer in een nieuwe stroomversnelling te zijn gekomen. Gelukkig kent Soest nog enkele plekken die iets van hun oorspronkelijke dorpse karakter hebben behouden en nog niet met allemaal weinig of zelfs in het geheel niet passende nieuwbouw zijn voigezet. De bekendste daarvan is wellicht de Kerkebuurt. Met recht kan van een buurt worden gesproken, want vanouds - minstens vanaf het midden van de 17de eeuw - was hier een zekere concentratie van dorpsbebouwing. Tot deze oude bebouwing van de Kerkebuurt behoren ook de R.K. Armenhuisjes aan de Eemstraat (nummers 4,6, en 8) waarover u in dit artikel één en ander kunt lezen. [1] Het kleine complex bleef voor het nageslacht behouden dankzij de restauratie in 1961, waarbij het overigens vooral aan de binnenzijde zeer ingrijpend werd gewijzigd en de oorspronkelijke verdeling in drie aparte woningen verdween. In de voorgevel zitten drie voordeuren en niet drie, maar vier (!) vensters; één van de huisjes had dus twee vensters en zal dan ook wat groter zijn geweest.
Behalve de bijzondere vroegere functie van het pand is ook de gedenksteen boven de deur van de middelste woning - met daarop het jaartal 1782 - bijzonder intrigerend. Enkele jaren geleden was bij het doornemen van de transportregisters van het gerecht Soest mijn oog al gevallen op een transportakte van 29 januari van datzelfde jaar 1782. De familie Tesselhof transporteerde op deze dag aan Evert Fluijt een huis met daarin drie afzonderlijke woningen, dat op precies dezelfde plek gestaan moet hebben als het tegenwoordige blokje woningen. [2] De lokatie was dus al vóór 1782 bebouwd maar waarom dan tóch een gedenksteen met het jaar 1782?
Enkele vragen naar de geschiedenis van deze huisjes en voorts de wens om te reageren op het artikel "Uijt Eijgene vrije geneegentheijdt" van de redactie in het winternummer van 1997 vormden samen voldoende aanleiding tot het schrijven van deze korte bijdrage, waarin de tot nu toe verzamelde gegevens zijn verwerkt.
Oudst bekende geschiedenis
Zoals gezegd is de Kerkebuurt één van de oudere concentraties van bebouwing binnen het dorpsgebied van Soest. Interessant is dan ook de vraag hoe lang op de betreffende plek aan de Eemstraat al een huis staat. Uit allerlei bronnen - en vooral ook de combinatie van gegevens uit deze bronnen - konden weer de nodige wetenswaardigheden worden afgeleid. Blijkens de kohieren van het huisgeld was de plek al in het midden van de 17de eeuw bebouwd. [3] Ene Peter Alphertsz, vermoedelijk timmerman van beroep, betaalde al in 1648 huisgeld. Uit de hoogte van het bedrag - drie gulden - mag worden afgeleid dat het een niet al te groot pand was. Peter Alphertsz overleed voor 1682, want in dat jaar en in 1 688 betaalde zijn weduwe, waarvan de naam helaas niet wordt genoemd. In 1691 stond het pand op naam van de kinderen van Hendrik Janz Bos. Omdat het huis op naam stond van de kinderen van Hendrik Jansen Bosch - en deze zelf nog in leven was - zullen de kinderen het pand van hun moeder of moeders familie hebben geërfd. De akte van huwelijkse voorwaarden tussen Claes Hendricks van Tesselhof en Adriaantje Hendricx Bosch bevestigt dit. Adriaantje verkreeg namelijk op 23 april 1692 - na het overlijden van haar moeder - samen met haar zusters dit huis dat afkomstig was uit de "erfenisse van haer moeije Fuijsje Peters". [4] Fuijsje Peters was mogelijk een dochter van Peter Alphertsz. Vermoedelijk was Hendrik Jansen Bosch getrouwd met haar zuster, die dan vóór of in het jaar 1691 moet zijn overleden.
Het kohier van het haardstedegeld van 1703 geeft eveneens als eigenaar de kinderen van Henrik Jansen Bosch en als gebruikers dezelfde Henrik Jansen Bosch en Rutger Evertsz. In 1715 was eigenaar en gebruiker Peter Aalssen van de Pol, terwijl een kamer was verhuurd aan Hendrick de Bruijn. [5] Peter van de Pol was vermoedelijk getrouwd met één van de andere dochters van Hendrik Jansen Bosch, maar een bewijs daarvoor is nog niet gevonden.
Vervolgens duikt de familie Tesselhof weer op : Claes Hendrikz Tesselhof, de schoonzoon van Hendrik Jansz Bosch, betaalde in 1719 als eigenaar en gebruiker het verschuldigde huisgeld. In 1757 stond het pand op naam van Peter Tesselhoff, de zoon van Claas Tesselhoff. [6]
1782-1810; Evert Fluijt
Zoals we in de inleiding al hebben kunnen lezen werden de huisjes door de familie Tesselhof in 1782 getransporteerd aan Evert Fluijt. Deze was meester-timmerman en zal het pand kort na de aankoop hebben herbouwd of minstens ingrijpend hebben gerenoveerd. Ter gelegenheid daarvan moet de gedenksteen met het jaar 1782 in de gevel zijn aangebracht!
Evert Fluijt heeft het pand aan de Eemstraat nooit zelf bewoond, maar woonde inderdaad hoogstwaarschijnlijk met zijn vader - Jacob Fluijt - in het huis waarin later bakkerij Van Brummelen was gevestigd, zoals de redactie van Van Zoys tot Soest in het artikel in het winternummer van 1997 schreef. [7] Dit artikel behandelt de overdracht van grond aan Evert Fluijt op 27 april 1784. Dit stukje land was blijkens deze overdracht "regt agter sijne huijsjes geleegen aan de seijweg naast de kerk [....] aan 't eijnde van 't bouwland bij 't huijs van 't Klooster". Met de in de overdracht genoemde "huijsjes" zijn ongetwijfeld de drie woningen aan de Eemstraat bedoeld. Aan de achterzijde grensden deze huizen namelijk aan het bouwland dat vanouds tot de nabij gelegen boerderij 't Klooster hoorde! De "ondergeteekende" van de overdracht zal dan ook niet "G.v. Salck" zijn geweest (zoals de redactie in bovengenoemd artikel meende) maar Carel Gustaef Falck - sinds november 1766 eigenaar van de boerderij 't Klooster - of één van zijn erfgenamen! [8] De overgedragen grond diende in ieder geval deels - en vermoedelijk uitsluitend - als extra (achter)tuin voor de drie woningen aan de Eemstraat.
Dat Evert Fluijt één of meer nieuwe huizen op deze grond aan de Eemstraat heeft gebouwd -zoals de redactie oppert - lijkt dus zeer onwaarschijnlijk. Bovendien heeft blijkens kadastrale gegevens de familie Fluijt hier in 1832 geen bezittingen meer.
Ook de latere bakkerij Van Brummelen is nooit eigendom geweest van Evert Fluijt. Zijn zoon Hendrik Fluijt (1777-1838), timmerman van beroep, kocht dit pand pas in 1817 van de korenmolenaar Willem Smits en zijn vrouw, maar woonde zelf echter aan het Kerkpad. Van een bakkerij was in 1817 nog geen sprake; het pand heette "de Pol" en was verdeeld in twee afzonderlijke woningen. [9] Eerder was het eigendom van de familie Schimmel, die het vermoedelijk jarenlang heeft verhuurd aan de familie Fluijt.
Verkoop aan Kok en later aan de arm-meesters
In de jaren na 1800 ging het met Evert Fluijt zakelijk niet zo best. Op de eerste oktober 1810 werden namelijk verschillende van zijn bezittingen op last van de overheid verkocht. Evert was toen 67 jaar oud. De landbouwer Kornelis Janz Kok werd de nieuwe eigenaar van het blokje van drie woningen aan de Eemstraat. Deze verkocht de huizen echter reeds vijf jaar later voor 275 gulden aan de landbouwers Peter Hilhorst en Zeger Hendrikz de Beer in hun hoedanigheid als arm-meesters van de "Roomsch Catholijke Gemeente" te Soest. [10] Bij deze verkoop op 23 september 1815 werd het pand omschreven als "eene huizinge met een thuijn geapproprieerd tot drie woningen, staande en gelegen bij de Gereformeerde Kerk van Zoest". Aan de noordzijde grensde het complex aan de gemene weg, aan de oost- en westzijde aan de eigendommen van Willem van Ommeren en aan de zuidzijde aan de grond van Aart Janse van 't Klooster. Met de "gemene" weg werd de huidige Eemstraat bedoeld.
Willem van Ommeren was in 1815 herbergier in de naastgelegen herberg De Drie Ringen, terwijl Aart Janse van 't Klooster boerde op de boerderij 't Klooster. [11]
En zo kregen de huisjes aan de Eemstraat in 1815 een bestemming voor de huisvesting van Rooms-Katholieke armen. Voor we verder ingaan op de eigendoms- en bewoners-geschiedenis van de huisjes kijken we eerst hoe het verder afliep met Evert Fluijt. Hij bleef in de Kerkebuurt wonen - vermoedelijk in hetzelfde (door zijn zoon gekochte) pand "Van Brummelen" - en overleed er op 24 december 1822, oud 79 jaar. Zijn ongehuwd gebleven, inwonende dochter Lubbertje dreef er een winkeltje en overleed, slechts enkele maanden na haar vader, op 21 februari 1823, bijna 52 jaar oud.
Enkele bewoners vanaf 1815
Voor zover bekend zijn de huisjes minstens tot aan het einde van de vorige eeuw in het bezit gebleven van de R.K. armen. [12] Over de periode tot ca 1855 zijn nog geen namen van bewoners bekend. De bevolkingsregisters geven een eerste goede indruk van de bewoningsgeschiedenis. [13] De woninkjes zijn - zoals mocht worden verwacht - steeds bewoond geweest door R.K. gezinnen, die het meestal niet al te breed hadden. Sommige gezinnen woonden er vele jaren, maar andere woonden er slechts enkele jaren of zelfs maar een paar maanden. Het is dan ook ondoenlijk om hier al die namen te noemen; toch willen we er enkele de revue laten passeren.
Het oudste bevolkingsregister (ca 1855-1860) geeft achtereenvolgens de families Spijker-Dijkgraaf en De Bree-Schouten voor Eemstraat 4. Laatstgenoemde familie woonde eerst op nummer 6 maar werd daar opgevolgd door het gezin van Hendrik van Fulpen (1804-1877), arbeider of daghuurder, en Steintje Westerveld (1813-1888). De moeder van Hendrik - Teunisje van Fulpen-van 't Klooster (1781-1870) - was zijn buurvrouw. Zij woonde op nummer 8 met haar dan nog ongehuwde dochter Klaasje van Fulpen (1816-1904) en klein-dochter Teuntje van Fulpen (1847-1912), een buitenechtelijk kind van Klaasje.[14]
Aan het einde van de vorige eeuw vinden we op nummer 8 het gezin van de stoelenmatter Johannes de Bree (1829-1898), in het middelste huisje - dus op nummer 6 - de barbier Cornelis Wolfsen (1838-1899) en op nummer 4 de opperman Geurt Reijerse (1848-1916) met hun gezinnen. Na Geurt Reijerse, die ook werkte als spoorwegwachter en koopman, kwam de arbeider Hendrikus van den Heuvel (1860-1923) er wonen met zijn gezin. Hendrikus had eerder in Hoogland gewoond en was in Soest tevens tuin-arbeider en rijknecht ofwel koetsier. Voor welke familie zou hij hebben gewerkt? Na Cornelis Wolfsen woonde er zijn zoon Albertus Wolfsen (1876-19??) die aanvankelijk in de naastgelegen touwslagerij van Fugers werkte, maar later arbeider was bij de N.S.
Op nummer 8 woonde later de arbeider Gerardus Elschot (1856-1 919) met zijn vrouw Johanna van 't Klooster (1868-1943) en maar liefst negen kinderen. Je vraagt je af hoe dat allemaal in zo'n klein huisje heeft gepast. Jan van Agterveld (1894), opperman, trouwde in 1921 met hun dochter Hendrika (1900). Zij bewoondenaanvankelijk een deel van de voormalige dorpsschool aan de overzijde van de Eemstraa, maar woonden later jarenlanbg in het huis van hara ouders, dus op Eemstraat 8.
NOTEN :
1. IN HET BOEKJE "SOEST MONUMENTAAL" WORDEN DEZE HUISJES BEHANDELD EN AANGEDUID ALS HET ZOGENAAMDE "OUDE MANNEN- EN VROUWENHUIS". (ZIE : SOEST MONUMENTAAL. UITGAVE VAN DE HISTORISCHE VERENIGING SOEST. SOEST, 1991 , BLZ. 66 ) DE HUISJES HEBBEN ECHTER NOOIT SPECIAAL GEDIEND VOOR DE HUISVESTING VAN OUDE MANNEN EN VROUWEN.
2. RIJKSARCHIEF UTRECHT, DORPSGERECHTEN, INVNR. 1912, FOL. 58, TRANSPORT DD 29. 1 .1 782 .
3. GEMEENTE-ARCHIEF SOEST, OUD ARCHIEF, INVNR. 125.
4. RIJKSARCHIEF UTRECHT, DORPSGERECHTEN, INVNR. 169, FOL. 19.
5. GEMEENTE-ARCHIEF SOEST, OUD ARCHIEF, INVNR. 129.
6. GEMEENTE-ARCHIEF SOEST, OUD ARCHIEF, INVNR. 5 1 . NIEUWE LEGGER.
7. ZIE: VAN ZOYS TOT SOEST, 18DE JAARGANG, NR. 3, BLZ. 6 E.V.
8. TRANSPORT DD SOEST 30.7.1766. (PARTICULIERE COLLECTIE)
9. RIJKSARCHIEF UTRECHT, NOTARIEEL ARCHIEF, INVNR. 319 (NOTARIS FRANS PEN), AKTE 1121, DD. 22.12.1817.
10. RIJKSARCHIEF UTRECHT, NOTARIEEL ARCHIEF, INVNR. 316 (NOTARIS FRANS PEN), AKTE 695, DD. 23.9.1815.
11 . EVERT FLUIJT HAD BLIJKENS DEZE BELENDINGEN DUS óó K IN 1815 AL GEEN BEZITTINGEN MEER IN DEZE OMGEVING
12 . DE TOT 1893 BIJGEHOUDE N KADASTRALE LEGGERS (ARCHIEF GEMEENT E SOEST 1812-1928 , INVNRS. 570-576 ) VERMELDEN IN IEDER GEVAL GEEN NIEUWE EIGENAAR.
13. ARCHIEF GEMEENTE SOEST 1812- 1928 , INVNRS. 667-671 .
14. KLAASJE VAN FULPEN (1816-1904) TROUWDE IN 1871 MET GIJSBERTU S DE BOUTER TERWIJL HAAR DOCHTE R TEUNTJE VAN FULPEN (1847-1912) IN 1868 MET JAN HILHORST IN HET HUWELIJK TRAD. JAN HILHORST BEHOORDE TOT DE TAK VAN DE FAMILIE MET DE BIJNAAM "DE SCHUTTER". GROOTMOEDER TEUNISJE VAN FULPEN-VAN 'T KLOOSTER (1781-1870) WAS OVERIGENS ZELF OOK EEN BUITENECHTELIJK KIND. MET DANK AAN DICK VAN FULPEN VOOR DE VERSTREKTE FAMILIEGEGEVENS.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.