Redactie
In de Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland verscheen in 1996 een biografie over Joannes Zwijsen, bisschop (1794-1877) van de hand van Dr. J.W.M. Peijnenburg (ISDN 90-7064-154-2).
Het gemakkelijk leesbare boek telt bijna 500 pagina's. Op drie bladzijden komt de naam van pastoor Steenhoff voor. Deze vermeldingen trokken de aandacht van de redactie van Van Zoys tot Soest.
Bij zijn eerste bezoek aan Rome in 1854, in zijn kwaliteit als Aartsbisschop van Utrecht, wordt Zwijsen vergezeld van pastoor Willem Steenhoff uit Soest.
Waarom Pastoor Steenhoff?
Het boek vermeldt "die taal en land kent" aldus Zwijsen in een brief aan deken W.A.H, van Bylevelt te Maarssen, in welke brief hij overigens niet kan nalaten op te merken dat hij graag thuis was gebleven.
Steenhoff was een oud-student (1833-1842 van het Collegio Urbano in Rome) en oud-hoogleraar te Warmond. In een brief aan deken J.Hartman te Utrecht, de oud aartspriester, heet het dat hij Steenhoff als secretaris ("loco secretarii") meeneemt.
Een overdreven groot bouwer van kerken in zijn nieuwe aartsbisdom Utrecht is Zwijsen niet geweest, zeker vergeleken met enkele opvolgers, aldus Peijnenburg.
Hij vermeldt echter wel, dat tot de eerste kerken waarover men in de archivalia gegevens vindt, de in classicistisch-romeinse stijl gebouwde kerk van Soest behoort, waarvan de "oud-alummus van de Propaganda Fide" W. Steenhoff de bouwpastoor was.
Pastoor Steenhoff
In deel 3 "Uit de geschiedenis van Soest" met als titel de Petrus en Paulusparochie (ISBN 90-800321-3-1 uitgegeven door de Historische Vereniging Soest), geschreven door de heer F.S.I. Knaapen, wordt op de bladzijden 21 t/m 23 een hoofdstuk gewijd aan Pastoor Willem Steenhoff.
Wij willen u - delen van - de tekst niet onthouden. De volledige inhoud geeft uiteraard een vollediger beeld van Steenhoff:
1851-1880 Een belangrijke Periode.
Met de komst van pastoor Willem Steenhoff begon voor de parochie Soest een geheel nieuw tijdperk. Om een indruk te krijgen van de persoon Steenhoff volgen hier eerst de personalia van de nieuwe herder.
Van hoogleraar tot dorpspastoor.
Willem Steenhoff werd geboren te Utrecht op 29 september 1816 uit het huwelijk van Johannes Steenhoff en Maria Gruythuizen. Hij bezocht enige tijd het stedelijk gymnasium in zijn geboortestad. Totdat hij in december 1833 naar Rome vertrok. Daar vinden wij hem terug op 7 januari 1834 als student aan het Urbanuscollege, waar hij grote bekendheid verwierf. Hij slaagde cum laude als doctor in de godgeleerdheid en het canoniek recht. Hij verwierf ook bekendheid door de wijze waarop hij de catalogus der koptische en andere oosterse handschriften van het Museum Borgianum tot stand bracht. Op 19 maart 1842 werd hij te Rome tot priester gewijd. Toen hij reeds lang in Soest werkte, benoemde Paus Plus IX hem (26 oktober 1861) tot geheim kamerheer, wat hem het recht gaf de titel van monseigneur te voeren. Kort na zijn priesterwijding keerde hij naar Nederland terug en diende drie maanden bij de Aartspriester Gijsbertus Vermeulen als assistent. In 1799 was te Warmond een seminarie voor opleiding van priesters gesticht, dat voor heel Nederland boven de rivieren moest gaan dienen. Willem Steenhoff werd daar hoogleraar in de theologie en bleef dat gedurende negen jaren (1842-1851).
Alhoewel hij een man was van grote wetenschap, trok toch ook de ziel zorg in de parochie hem wel aan. Ook zijn gezondheid had kennelijk een knauw gekregen door de overgang van Rome naar het vlakke land, zo vlak achter de duinen, want na zeven jaren vroeg hij ontslag als leraar op grond van zijn zwakke gezondheid. Dit ontslag werd hem echter niet vóór 1851 verleend.
Gesteund door zijn grote en invloedrijke relatiekring binnen en buiten de Rooms Katholieke kerk begon pastoor Steenhoff zijn werk in de Petrus en Paulusparochie te Soest.
Kort na zijn installatie hield hij op twee achtereenvolgende zondagen een preek om zijn plannen uiteen te zetten en zijn parochianen aan te sporen hem niet alleen mentaal bij te staan maar ook bij te dragen aan de bouw van een nieuwe kerk ter vervanging van de bestaande schuurkerk. De pastoor had mee, dat zijn beide voorgangers deze zaak hadden laten zitten, waardoor er een periode van rust was geweest bij de geldelijke inzamelingen. Hij speculeerde erop, dat daardoor de mildheid van de gemeenschap zou zijn vergroot. Het bouwen van een geheel nieuwe kerk met alles wat daarbij behoort gaf hem ook de mogelijkheid zijn eigen ideeën daaromtrent volledig te volgen, zonder hinder van een erfenis uit het verleden. Dat werkte ook op zijn ijdelheid en is m.i. ook mede bepalend geweest voor zijn vorm van leiderschap als uiting van zijn karakter. Steenhoff was geen gemakkelijk man om mee samen te werken, hoe beminnelijk hij ook wel eens wordt afgeschilderd.
Hij haalde op die twee zondagen het voor die tijd enorme bedrag van f 30.000,- op. Bij het noemen van dat bedrag wil ik er wel even op wijzen, dat Soest in 1851 nog geen 2900 inwonerts telde en dat die kapitale som slechts door het volwassen katholieke deel van de Soester gemeenschap werd bijeengebracht. De pastoor hield van snel werken en hij zocht dan ook al korte tijd later contact met een architect die in staat moest worden geacht zijn bouwkundige idealen vorm te geven.
Op bladzijde 36 schrijft de heer Knaapen verder:
Pastoor Steenhoff was een enthousiast bouwpastoor, hetgeen blijkt uit zijn correspondentie met de inmiddels benoemde eerste aartsbisschop van Utrecht na de reformatie, Mgr. Johannes Zwijssen te Tilburg.
19 Juli 1853 schrijft de pastoor dat kerk en pastorie de voltooiing naderen, op 15 september moet het gehele werk klaar zijn.
In een brief van 22 augustus 1853 vraagt de pastoor schriftelijk aan de aartsbisschop (waarbij hij zich excuseert voor het feit dit verzoek niet mondeling te hebben gedaan, wegens drukke werkzaamheden o.a. verband houdende met inkwartiering van soldaten bij de gemeentenaren), de kerk te komen inwijden. Deze inwijding vond plaats op 28 september van hetzelfde jaar.
Na zijn overlijden in 1880 is Pastoor Steenhoff begraven op het R.K. Kerkhof aan de Dalweg. Dat kerkhof was op zijn initiatief in 1876 vergroot en vernieuwd en werd toen van het nog bestaande poortgebouw voorzien.
Op 30 november 1911 besloot de gemeenteraad de naam van Steenhoff te verbinden aan een deel van de hoofdweg door Soest (vanaf de Holleweg, de huidige Dalweg, tot de spoorlijn).
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.