A.F.M. Reichgelt
In het archief van Commissie van Weldadigheid trof ik bij de ingekomen stukken uit 1864 een brief aan afkomstig van de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij (NCS) die de pas aangelegde lijn Utrecht - Amersfoort - Zwolle exploiteerde. Het was een in scherpe bewoordingen gesteld antwoord op een boze brief van de Commissie. Op de achterkant van de ingekomen brief van de NCS bevindt zich een kopie van de betreffende brief van de Commissie. Een gebruikelijke praktijk bij de administraties in die tijd waardoor de bij elkaar behorende brieven zich op één archiefstuk bevinden.
De brieven hebben betrekking op een gebeurtenis die ik de lezers niet wil onthouden vanwege het aardige tijdsbeeld en die ik maar aanduid als: een pijnlijk incident op het station Soestduinen. Dat station heette toen nog station Soest. Het was namelijk het enige station binnen de gemeente Soest. De Oosterspoorweg (Amsterdam-Amersfoort) van de Hoüandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij zou pas in 1876 in gebruik genomen worden. De lijn Den Dolder-Baarn, waardoor Soest eindelijk binnen de bebouwde kom van het dorp een station Soest zou krijgen werd in 1898 in gebruik genomen. Dit jaar (1998) zal de laatste trein op wat inmiddels het station Soestduinen heet stoppen en is het precies 100 jaar geleden is dat de lijn Den Dolder-Baarn van de Utrechtsche Locaalspoorweg in gebruik werd genomen. Reden genoeg om de herdenking van dit gedenkwaardige jaar met een anekdote op te luisteren.
Leden van het koninklijk huis maakten van de lijn Utrecht-Amersfoort gebruik om naar paleis Soestdijk te komen. Vanaf wat ik dan nu maar station Soestduinen noem werd per koets verder gereisd. Gewone stervelingen konden van een omnibusdienst gebruik maken om de afstand tussen station en dorp gebruik te overbruggen. De Commissie van Weldadigheid, bestaande uit burgemeester Gallenkamp Pels, pastoor Steenhoff, dominee Bos en Mr. Falck, had als ontvangstcomité voor de koningin-moeder Anna Paulowna op het station willen fungeren.
Tot hun grote verontwaardiging was hun echter de toegang tot het station ontzegd door een onvermurwbare stationschef. De heren waren zich natuurlijk zeer van hun waardigheid bewust. Ik zal de verontwaardiging van de Commissie over het gebeuren maar in de eigen bewoordingen weergeven in de brief van 1 1 juni aan de directie van de maatschappij:
(op de hiernavolgende middenpagina een kopie van het originele antwoord van de N.C.S. op de, op de daarna volgende pagina, geciteerde brief)
'Sedert vee/e jaren bestaat het gebruik dat Hoogst Dezelve [koningin-moeder Anna Paulowna] bij Hare jaarlijksche komst alhier tot het vestigen Harer Zomerresidentie op het Domein Soestdijk door ons ontvangen en verwelkomd wordt en was ons voornemen daartoe, reeds een paar dagen tevoren, aan den Stations-chef a/hier te kennen gegeven om zulks, ditmaal en ook voor het vervolg bij H.D. aankomst in of aan het stationsgebouw. Bij onze komst aldaar, ongeveer V2 uur vóór de vermoedelijke aankomst van H.M. trein, werd ons aan den ingang der wachtkamer, door den Stations-chef kennis gegeven: "dat hij Order had om, bij H.M. aankomst, niemand tot H.D. persoon te laten naderen ".
Door ons gevraagd of autoriteiten in het algemeen en bepaaldelijk wij, in onze bovengenoemde kwaliteit, niet van dat verbod waren uitgezonderd, en door wien en wanneer die order gegeven was, ontvingen wij ten antwoord: dat niemand was uitgezonderd, dat men die [order] van den heer Van Heuke/om had ontvangen en wel met den middagtrein, die toen ongeveer reeds 1 V2 uur geleden was gepasseerd. Het voor ons onaangename dier onverwachte en bevreemdende mededeling voor de deur der wachtkamer, werd zeker niet verminderd daardoor dat die ons gewerd in tegenwoordigheid van de ommestaande veldwachters, koetsiers, mindere spoorwegbeambten enz. en onzes ondanks vonden wij ons dus verpligt ons o nv errigt er zake van het terrein te verwijderen, daar wij geene feitelijke verhindering verlangden uittelokken '.
Het is duidelijk dat de heren gezichtsverlies hadden geleden. De directie van de Centraal Spoorwegmaatschappij schreef een zeer assertieve brief terug waarin werd opgemerkt:
- dat de stationschef geheel overeenkomstig de instructie van zijn superieuren had gehandeld. Deze instructie was ingegeven door de wens van de koningin om incognito te reizen.
- dat de door de Commissie als minder kies ervaren weigering (namelijk ten overstaan van de ondergeschikten) niet de schuld was van de stationschef. Hij kon er toch niets aan doen dat heren een heel gevolg hadden meegenomen.
- dat het verder aan het bestuur van de spoorwegmaatschappij vrij stond om personen de toegang tot haar eigen terreinen te ontzeggen.
BRONNEN EN LITERATUUR:
GEMEENTEARCHIEF SOEST, ARCHIEF COMMISSIE VAN WELDADIG HEID, INGEKOMEN STUKKEN 1864 .
G.A. RUSSER. TRAM EN TREIN TUSSEN EEM EN RIJN, DEEL III. ALPHEN AAN DEN RIJN, 1997.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.