Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Gemeentelijke archieven toegankelijk I

Redactie

De afgelopen jaren is stevig gewerkt aan de Inventaris van de archieven van de gemeente Soest. Inmiddels is deze klus geklaard en is de inventarisatie op 4 november jl. aan burgemeester J . de Widt aangeboden. Het werk van de gemeentearchivaris, de heer A.F.M. Reigchelt, biedt de liefhebbers de mogelijkheid op een vlotte wijze toegang te verkrijgen tot gemeentelijke archiefstukken over een periode van meer dan een eeuw.

Er is gekozen voor een inventarisatie van de archieven uit de periode 1812-1928. De archieven van vóór 1812 zijn in 1893 door Fruin geïnventariseerd. De archieven uit de negentiende en begin twintigste eeuw waren echter nauwelijks ontsloten, op de summiere plaatsingslijst van Van Hinsbergen uit 1937 na.

Er is voor gekozen de door de heer J. Haanstra beschreven stukken (Inventaris van het archief van het gemeentebestuur (1892) 1914-1928 (1942) in de onlangs verschenen inventaris op te nemen.

Tot voor kort waren de gemeentelijke archieven verspreid opgeslagen in diverse gebouwen in Soest en in Amersfoort. In het huidige gemeentehuis is een adequate archiefruimte opgenomen, waardoor het mogelijk werd de verschillende archieven weer samen te voegen. De inventaris van de gemeentelijke archieven bevat alle officiële stukken zoals notulen, correspondentie, besluiten, bekendmakingen, verordeningen e.d., maar ook diverse sub archieven zoals het kabinetsarchief van de burgemeester (1894-1942), Consessionarissen van de Straatweg Soest-Soesterberg (1851-1906), N.V. Soester Paardentramweg (1891-1926).
Ook bevinden zich in de archiefruimte gedeponeerde archieven zoals het archief van de Commissie van Weldadigheid (1818-1970) en stukken betreffen de buitenplaats Coienso van de familie Cankrien (1807) 1897- 1911.

In de inleidende beschrijving van de inventaris van de archieven gaat gemeentearchivaris A.F.M. Reigchelt in op het historisch en geografisch kader van de periode waarop de inventaris betrekking heeft. Deze beschrijft hij als volgt [1]:
De periode waarop deze inventaris betrekking heeft (1812-1928) is in veel opzichten een periode van grote veranderingen geweest. Telde Soest in 1815 1560 inwoners en 290 huizen (inclusief hutten), bij de tiende volkstelling van 1920 waren er 8061 inwoners. In het Soesterveen werd tot in de jaren twintig van deze eeuw turf gestoken. Het veen is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de woonwijken en industrieterreinen van na de tweede wereldoorlog. In de vorige eeuw had de gemeente nog een agrarisch karakter, met wat ambachtelijke activiteiten. Het grootste deel van de woeste gronden werd in beslag genomen door heidevelden en zandverstuivingen. De vergezichten waren weids. In de loop van de negentiende eeuw werd een groot deel van deze gronden bebost, met name het landgoed de Paltz. Bestudering van topografische kaarten van rond 1 900 laat zien dat zelfs toen nog het landschap een veel meer open karakter bezat dan thans.

De periode 1812-1928 was ook een periode van grote infrastructurele veranderingen. Doorgaande wegen werden bestraat. Maar vooral de aanleg van de spoorlijnen aan het einde van de negentiende eeuw heeft Soest uit een isolement gehaald. De woonfunctie kreeg een nieuwe impuls door een nog exclusief forensisme. Met name veel repatriërenden uit Oost-lndië kozen in Soest, soms tijdelijk, domicilie vanwege de betrekkelijk nabije ligging van Amsterdam, het aantrekkelijke landschap gelegen in de overgangszone van de Utrechtse Heuvelrug naar de Eempolders en de landelijke rust. Uit deze tijd dateren de inmiddels veelal weer gesloopte villa's en buitenverblijven aan de Vredehofstraat en de Burgemeester Grothestraat. Op het westelijk gedeelte van de Soester Eng ontstond in het begin van deze eeuw een villawijk.

Soesterberg, kortweg aangeduid als "De Berg" telde in het begin van de vorige eeuw slechts enkele tientallen inwoners. In 1837 richtten de rooms-katholieke bewoners zich met een rekest tot de koning om een eigen kerk te mogen stichten. Bij Koninklijk Besluit van 12 juli nr. 70 van dat jaar werd hieraan voldaan en tevens werd de globale omvang van de nieuwe parochie vastgesteld. Sinds dat jaar werd de gemeenschap daar aangeduid met Soesterberg. Nieuwe impulsen en landelijke vermaardheid kreeg de nederzetting door de ingebruikneming van het vliegkamp Soesterberg in 1910, vanaf 1913 militair vliegveld.

In de loop van de negentiende en twintigste eeuw zijn er wat grenscorrecties geweest. Bij de instelling van het gemeentebestuur op 1 januari 1812 werd het oude gerecht Isselt bij Soest gevoegd om ruim een eeuw later in 1941 naar Amersfoort te gaan. De grens tussen Amersfoort en Soest kwam toen, op een klein stukje vlak bij de Eem na, gelijk te liggen met de oude grens Isselt-Soest. Het gebied ten oosten van de Eem, de polder De Slaag, dat van oudsher tot het gerecht Soest had behoord, is in 1815 bij Hoogland gevoegd.
Veel grond in Soest was eigendom van de gemeente Soest, voornamelijk de onontgonnen en met heide begroeide gronden. Veel van deze grond werd in erfpacht uitgegeven. Een omvangrijke administratie hiervan is in het archief aanwezig.

De institutionele geschiedenis wordt als volgt beschreven:

Per 1 januari 1812 werd het eerste gemeentebestuur van Soest benoemd, bestaande uit een maire (burgemeester), een adjunct-maire (wethouder) en tien municipale raden (leden van de gemeenteraad). Dit was het gevolg van de invoering van het Franse bestuurssysteem na de inlijving van ons land bij het Franse keizerrijk in 1810. Hoewel door de komst van de Russische en Pruisische legers al in november 1813 het Franse bewind ineenstortte, vormde de inlijvingsperiode een belangrijke breuk met het verleden. De scheiding tussen bestuur en rechtspraak was met de opheffing van de gerechten (de oude dorpsbesturen) definitief geworden. Veel zaken die onder het Franse bewind waren ingevoerd zouden na 1813 in ons staatsbestel blijven bestaan. We kunnen hierbij denken aan de burgelijke stand, het kadaster (ingevoerd in verband met de grondbelasting), de conscriptie (dienstplicht) en verschillende nieuwe belastingen. De centralisatie van het bestuur, waarmee tijdens de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) een aanvang was gemaakt, werd tijdens het Koninkrijk der Nederlanden voortgezet. De besturen uit de Franse tijd werden voorlopig gehandhaafd tot de invoering van de Reglementen van het Bestuur ten Plattelande van 1818 en 1925. Vanaf 1851 vormde de Gemeentewet de grondslag voor de organisatie van het gemeentebestuur.

Beschrijving organisatie:

De eerste burgemeester, G. Van Steijn van Hensbroek, combineerde aanvankelijk deze functie met die van secretaris. Per 12 december 1817 werden een secretaris en een ontvanger aangesteld. De samenwerking tussen burgemeester en gemeentesecretaris verliep niet zonder problemen, zodat Van Steijn van Hensbroek gedurende de periode 1825-1834 tevens als secretaris functioneerde. J.A. van Steyn volgde hem op. Burgemeester P. Gallenkamp Pels combineerde beide functies weer-. Onder de Gemeentewet was dit, met toestemming van de koning, nog steeds mogelijk. Met de aanstelling van D.A. Rutges tot gemeentesecretaris in 1869 zouden de functies definitief gescheiden worden.

Een aparte ambtenaar burgelijke stand was er niet. De burgemeester, een van de wethouders of de gemeentesecretaris trad als zodanig op. De gemeenteveldwachter was tevens bode. Ook de schoolmeesters waren in dienst van de gemeente. Verder maakte de gemeente gebruik van de diensten van een vroedvrouw en heelmeester, iater arts of geneesheer. Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden werden uitbesteed. Incidentele betalingen aan diverse personen waren er voor het bezorgen van brieven, aanplakken van biljetten en dergelijke. Zo ontving Petronella Appel, boodschaploopster van Amersfoort naar Soest, voor het bezorgen van brieven naar Amersfoort vier gulden over het jaar 1825.

Rond 1900 onderging het personeel een grote uitbreiding. Naast de veldwachter(s) kwam er een aparte bode. Voor de administratie werden ambtenaren ter secretarie aangesteld. In 1920 werd de secretarie in drie afdelingen opgesplitst. Burgelijke stand viel onder de tweede afdeling. Aan het hoofd van iedere afdeling stond een ambtenaar met de titel commies of hoofdcommies. Geleidelijk ontstond er dus een ambtelijke hiërachie. Naast de bezoldigde ambtenaren waren er onbetaalde "surnumerairs" werkzaam. In 1924 kwam er nog een vierde afdeling, comptabiliteit, bij. Per 1 januari 1929 werd een nieuwe verordening van kracht samenvallend met een nieuwe reorganisatie en invoering code VNG.
In navolging van de landelijke tendens ontstonden er binnen de gemeentelijke organisatie min of meer zelfstandige diensten of bedrijven. Aan het begin van deze eeuw ging zich de dienst gemeentewerken aftekenen door het ontstaan van de functies als opzichter en wegwerker, aanvankelijk nog gecombineerd, later gesplitst. Het Elektriciteitsbedrijf functioneerde van 1903 tot 1913. Het aantal gemeentelijke bedrijven breidde zich vooral rond 1920 uit: Publieke Werken in 1918, Gasbedrijf en Grondbedrijf in 1924. Er fungeerde een zelfstandig Trambedrijf van 1895 tot 1924. Het ophalen van "vuil en asch" werd voorlopig uitbesteed. In 1935 ging de gemeente er toe over dit in eigen beheer te doen. Alleen de stukken van het Elektriciteitsbedrijf en het Trambedrijf zijn in deze inventaris opgenomen, omdat de activiteiten van deze bedrijven geheel binnen de geïnventariseerde periode vallen. De overige diensten en bedrijven komen in een volgende inventarisatie aan de orde.

Huisvesting.

Het eerste gemeentehuis was ondergebracht in het oude schoolgebouw Eemstraat nr 1. Omdat dit, ondanks een drastische verbouwing in 1821, te krap werd, kocht het gemeentebestuur voor een bedrag van 1450 gulden het huis van G. Ubbink (Eemstraat nr. 2) aan. Dit was enige jaren daarvoor gebouwd. Het werd in 1828 in gebruik genomen als raadhuis, tevens woning van de veldwachter-gemeentebode, gevangenis en brandspuithuis. Nieuwe ruimteproblemen deden het gemeentebestuur een halve eeuw later besluiten om een huis aan het Lange Eind (nu Korte Brinkweg-Van Weedestraat) te kopen, te verbouwen en als gemeentesecretarie in te richten. In feite bestond die situatie voor die tijd ook al omdat de administratie door de burgemeesters thuis werd gedaan. Het gemeentehuis werd alleen gebruikt voor de raadsvergaderingen. In de raadsvergadering van 29 oktober 1891 werd een voorstel ingediend om te komen tot de bouw van een nieuw raadhuis. Als redenen hiervoor werden opgegeven: de krappe huisvesting en de onpraktische scheiding van raadhuis en secretarie. Met de raadsvergadering van 14 maart 1893 werd het nieuwe gemeentehuis officieel in gebruik genomen. Tot 1990, dus bijna een eeuw, zou het gemeentehuis hier gehuisvest blijven.

NOOT:
1. Gepubliceerd met toestemming van gemeentearchivaris, de heer A.F.M. Reigchelt

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto