Hugo Schaaf
Zonder veel protest werd deze school, die een deel van de jeugd van Soest een jaar of veertig trouw diende, afgebroken.
Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor hun ouders was de school een welkom alternatief naast de andere scholen. Was men niet betrokken bij een kerkgemeenschap of vond men de Openbare School toch wat 'gewoon', dan kon men de kinderen met een gerust hart naar de Van der Hucht sturen.
De school was een opvolger van de Engendaalschool, die in 1 924 van naam en plaats veranderde. Deze school stond aan de Bosstraat 12 . Het gebouw doet tot nu toe dienst als jeugdherberg 'De Heidebloem'. De school was opgezet voor kinderen van vegetarische ouders, maar met de komst van veel niet-vegetarische leerlingen moest de boodschap van 'humanitaire idealen' wel op de achtergrond komen.
In en om de school
De ruime vooringang met stoep en fraai houten deuren werd zelden gebruikt, meestal alleen door hoog bezoek, zoals van Sint Nicolaas, die voor ieder kind een speculaaspop en wat snoep meebracht. Pas later vernam ik dat de zowel de speculaas als de pepernoten in ons eigen huis gebakken waren.
Iedereen ging 'achterom', langs de linkerzijde, waar eens een hek geweest was. Dit was echter in de loop ter tijden verdwenen en het komen en gaan van de scholieren had de toegang breder gemaakt, zodat het een slordige indruk maakte. Aan de rechterzijde was nog wel een hek en dit gedeelte, samen met het front van de school, was een oase van rust.
Links achter de school stond het overdekte, aan twee zijden open fietsenhok met houten standaards. Even verder konden de kleintjes in de zandbak spelen. Deze lag dicht bij de heg, waarachter de schooltuintjes voor een welkome afwisseling zorgden. De toegang tot de tuin was in het midden van de heg en wat verderop stonden schommels en andere speeltoestellen onder kastanje- en lindebomen, waarvan er nu nog drie te zien zijn.
Voor de school staande, zag men links van de hoofdingang de ramen van het zonnige lokaal waar de kleuterklas een onderkomen had. In deze kleuterklas maakte ik omstreeks 1935 drie fröbeljuffen mee, waarvan er twee zusters waren Jo en Leny van den Berg.
Zij woonden aan de Van Lenneplaan. Zij zullen wel net als de andere leerkrachten op de fiets naar en van school gereden zijn. De derde juf was Mia Littooij. Haar broer Bruno was op de ULO-afdeling en als mijn vader geen tijd had om mij te halen of te brengen, dan kon hij altijd een beroep op deze buurman doen. De familie Littooij woonde Bosstraat 20, terwijl wij om de hoek op de Den Blieklaan 30 (eerder was dat Bosstraat 22) woonden.
Achter de kleuterklas lag de MULO-afdeling, die al snel zou groeien. Niet alleen door de toeloop van nieuwe leerlingen als gevolg van de oorlogsomstandigheden, maar ook omdat meer zesde klassers gingen 'doorleren'. In 1942 kreeg de MULO een eigen behuizing in een villa op de hoek van de Prins Bernhardlaan/Pieter de Hooghlaan.
Het interieur van het MULO-lokaal verwees naar hoger onderwijs, want de leerlingen zaten in rijen die trapsgewijs omhoog gingen, zoals dat bij universiteiten gebruikelijk was. Links van de ingang stonden hoge kasten met apparatuur en stoffen voor natuurkundige proeven. In de praktijk kwam men vaak niet toe aan proefnemingen. Wel zagen we de proef van Torricelli, die de kwikbarometer opleverde. Een heel gedoe met kwik, dat in een lange glazen buis werd gegoten en dan omgekeerd in een bakje met kwik kwam te staan. Populair was de electriseermachine, waarbij je elkaar een hand gaf en dan duidelijk de electrische schokken voelde, hetgeen tot veel hilariteit leidde, ook al omdat in een gemengde klas jongens en meisjes elkaar een hand moesten geven. In die tijd was dat nog ongewoon. Op de MULO moest ik naast een meisje zitten, wat ons geen van beiden beviel.
Achter het MULO-lokaal was de eerste en tweede klas met juffrouw Tine Lykles, wonend aan de Den Blieklaan/hoek Eigendomweg, waar ook haar ouders en zuster woonden.
Aan het rechtergedeelte van de school lag aan de straatzijde het gymnastieklokaal, dat door de toeloop van nieuwe leerlingen later een gewoon leslokaal werd. Voor gymnastiek moesten we toen gebruik maken van het lokaal van de Openbare School aan de Middelwijkstraat.
De derde en vierde klas stonden onder leiding van juffrouw Van der Weij, die per fiets uit Amersfoort kwam. Haar klas zat oorspronkelijk in het middenlokaal rechts en ging naar het voormalige gymlokaal. De vijfde klas werd verplaatst naar het middenlokaal met daarachter de zesde en zevende klas. Deze laatste klas was niet 'echt', maar bedoeld om leerlingen onder te brengen die 'net niet' geschikt waren om naar de MULO te gaan. Ook ik zat in die zevende klas samen met Els Diesfeld en Jan Busch in een apart hoekje.
De school gaf geen cijfers in de rapporten, maar een geschreven beoordeling. Deze kon met wat fantasie omgezet worden in een cijfer. "H. doet erg zijn best op rekenen, maar is toch veel beter in aardrijkskunde, waar hij echt van houdt". Dat zou dan betekend kunnen hebben een 6 of 6 1/2 voor rekenen en een 8 of 9 voor aardrijkskunde.
In de vijfde klas hadden we korte tijd meester De Lange uit Soesterberg, die meeverhuisde naar het gebouw van de Katholieke school aan de Steenhoffstraat na de vordering van de school aan de Molenstraat door het Nederlandse leger. Dat zal eind 1939 geweest zijn. In mei 1 940 zat de hele school in de vertrekken van het Kasteeltje op de Eng gepropt. Daar werd, mogelijk in september van dat jaar, een groepsfoto gemaakt. Na telling blijken er circa 200 leerlingen en 8 onderwijskrachten op te staan.
De Lange werd opgevolgd door de heer Ruijzendaal uit Den Haag. Deze zagen we in het speelkwartier al gauw samen met juffrouw Koster. Het was dan ook geen verrassing later te horen dat ze getrouwd waren. De leraar aan wie ik de meeste herinneringen heb, was de heer Kingma, die met vrouw en dochter Foekje de dubbele villa op de hoek van de Heideweg/Soestergsestraat deelde met het vorige hoofd van de school, de heer A. van Asselt.
De heer Kingma deed zijn best de leerstof te verrijken door onder andere de aanschaf van een epidiascoop, waarmee elke illustratie vergroot op een scherm geprojecteerd kon worden. Op 15 juli 1942 beloonde de klas hem ter gelegenheid van zijn verjaardag met een marmeren inktstel. Hij trakteerde ons op kersen.
Een schoolreisje, zoals verderop beschreven, zat er dat jaar niet in, maar de heer Kingma verzon wat anders: we gingen die dag naar de duinen aan het einde van de Sparrenlaan. Het was warm en zonnig weer en voor de dorst was er een melkbus vol met koele kersen, die daar zeker door een groenteman met kar en paard naar toegebracht zijn.
Van echte schoolreisjes herinner ik me vaag een autobustocht naar Amsterdam en naar Ouwehands Dierenpark in Rhenen. Beide uitjes zijn voor 1940 gemaakt. Op een heel andere manier ging het op 21 mei 1941. Met de fiets via Leusden naar Wijk bij Duurstede. Het aantal deelnemers zal wel beperkt geweest zijn tot de gelukkigen, die een fiets bezaten. Na 34 km trappen, kwamen we aan ons einddoel: de pas voltooide sluizen van het Amsterdam-Rijnkanaal. Hier werden de meegebrachte boterhammen opgegeten. Ondanks de schaarste aan allerlei artikelen werden er toch foto's genomen van de reis. Een kleine omweg op de terugweg bracht ons in Amerongen, waar we een ijsje kregen. Terug op De Birkt, had de heer Kingma nog een verrassing voor ons in petto. Dicht bij de overweg stond een ijskarretje waar we een tweede ijsje kregen. Een moeder en haar geestelijk gehandicapte dochtertje werden door de heer Kingma in de feestvreugde betrokken. Zij kregen ook een ijsje. Een praktische les in 'humanitaire idealen'.
Op een nazomerse dag organiseerde de heer Kingma een etentje van de oogst uit eigen schooltuin, aangevuld met fruit, waarvan een vruchtensoep werd gemaakt. Later hadden we nog veel plezier met het poffen van aardappeltjes in de hete as van het vuur, waarmee het afval van de tuin verbrand werd. Composteren was in die tijd nog niet bekend.
Pas in de vijfde of zesde klas kregen we georganiseerde sport. In ons geval was dat 'Kastie' een soort baseball, een sport waarvan ik later nooit meer gehoord heb.
Als de meisjes handwerkles hadden, kregen wij handenarbeid. Er werd dan gewerkt met de figuurzaag, er werd getimmerd en gelakt. We mochten kiezen wat we wilden maken. Een kluwenbak en een olifant met knikkende kop op wieltjes behoorden tot mijn moeizaam verkegen resultaten. De werkplaats was aan de voorkant van een deel van de ruime zolders, die bereikbaar waren via een trap bij de officiële hoofdingang aan de Molenstraat. Wat er zich verder op de zolders, die zich over de hele schooi ieken uit te strekken al of niet bevond, bleef voor ons een geheim.
Zingen was een apart vak, soms lustige, extroverte liedjes, soms meer introverte, waaronder een zelden gehoord St. Nicolaasliedje:
Ze waren op hun kousjes de kamer ingegaan
en bleven met hun beidjes nu bij de schoorsteen staan
wat later zouden we dan zingen:
Lieve lente, kom toch weder
lieve lente kom toch gauw
Een liedje dat uit de tijd van de kinderarbeid lijkt te stammen was:
Inslag, doorslag, langzaam verder, 't mandje moet
vandaag nog klaar.
Nu in 1997 lijkt mijn laatste schooldag ver weg evenals de dag waarop de deur van de school voorgoed gesloten werd. Drie oude bomen, die de voormalige speelplaats wat schaduw gaven, blijven herinneren aan deze school, de Van der Hucht aan de Molenstraat.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.