Th.M. Peet
Voorjaar 1938 bereikten de plaatselijke pers geruchten over plannen van de verenigingen Soest-Vooruit en Soest-Zuid om een openluchttheater te stichten "in het Gemeentelijk bosch terzijde van de Soesterbergsestraat".
Beide verenigingen streefden, aldus de berichtgeving, een meer permanent theater na en men was druk doende zich te oriënteren over aanleg en exploitatie, Terloops werd daar nog bij vermeld dat zo'n theater indertijd ook was gemaakt bij de Nederlandsche Protestantenbond te Soesterberg.
De geruchten bleken werkelijkheid, want in een vergadering in Hotel Eemland, gelegen aan de Van Weedestraat waar thans het kruispunt is met Stadhouderslaan en Nassauplantsoen, werd op 22 juli 1938 door de leden van de VVV Soest-Vooruit met algemene stemmen besloten "om ƒ 25,- als grondkapitaal af te zonderen om daarmede met de Vereeniging Soest-Zuid over te gaan tot het in het leven roepen van de Stichting Openluchttheater te Soest." Het theater zou worden aangelegd als particulier werkverschaffingsobject op van de gemeente in huur verkregen terrein.
Soest-Vooruit en Soest-Zuid bleven ieder borg "voor een leening van ƒ 1.000,- met 4% rente per jaar en 5-jaarlijkse aflossing."
De officiële opening van het theater "dat zoo'n knus en fraai plaatsje in het bosch langs de Soesterbergsestraat heeft gevonden", had plaats op zaterdag 3 september 1938. Het theater was met plm. 1.000 bezoekers bezet die "de zitplaatsen, gemaakt van heideplaggen, al lang voor het aanvangsuur hadden ingenomen" waarbij "de conventie plaats heeft moeten ruimen voor de gemoedelijkheid de landelijke sfeer eigen."
"Te drie uur trad de heer Batenburg (toen gemeentesecretaris van Soest) naar voren om een hartelijk welkomstwoord te spreken tot de autoriteiten, in zijn qualiteit van voorzitter van het vrijdag daarvoor geïnstalleerde stichtingsbestuur." Hij bedankte o.a. de ontwerpers van het theater, Ir.W.C. van Goor, alsmede zijn adviseurs de Heeren Joh. Kraayenbrink, gemeentelijk adviseur van beplantingen, de uitvoerder van de Ned. Heide Mij en de arbeiders die het werk hadden verricht. Daarna volgde de officiële opening met een toespraak van burgemeester Visser.
et theater werd vervolgens voor het eerst bespeeld door het Gezelschap van Louis Saalborn. Gespeeld werd "De Getemde Feeks" van Shakespeare met in de hoofdrollen Louis Saalborn en Magda Jansens, ook nu nog bekende namen voor toneelliefhebbers .
De toenmalige dorpspoëet E. v. Eeden wijdde tevoren aan deze uitvoering in zijn gedicht "Première" o.a. de volgende regels :
Louis Saalborn en de zijnen spelen
In openlucht een luchtig spel;
Als nu de lucht maar luchtig licht is,
Dan lukt dat openluchtspel wel.
en
't Bestuur van 't Openluchttheater
neemt hare taak niet luchtig op;
Het keus van "stuk" en van "gezelschap"
Sloeg het de spijker op z'n kop!
Het openluchtspel "lukte"; het publiek was enthousiast.
Foto openluchttheater uit 1938
In 1939 werd op dit succes voortgeborduurd met vier voorstellingen uit het staande schouwburgrepertoire.
Op 10 mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. In het raadsvoorstel van 12 december 1955 wordt over de oorlogsperiode het volgende vermeld: "De oorlog 1940/1945 belemmerde uiteraard de werkzaamheden van de stichting. Zo was er in de jaren 1941, 1942 en 1943 een aanmerkelijk minder gebruik van het theater, terwijl in 1940, 1944 en 1945 in het geheel geen sprake kon zijn van exploitatie, behoudens dat het theater in 1945, na provisorisch herstel, ter beschikking kon worden gesteld van de in Soest gelegerde Canadese troepen" .
Het zal duidelijk zijn dat deze, vrijwel leegstand te noemen toestand, het door zijn ligging toch al kwetsbare theater niet ten goede kwam en dat men eigenlijk weer van vooraf zou moeten beginnen; de middelen daarvoor zullen toen vrijwel zeker hebben ontbroken. Toch gaven Soest-Vooruit en Soest-Zuid het niet op: in 1946 vond een algeheel herstel plaats Foto openluchttheater uit 1938. van het in de oorlog grotendeels vernielde theater, zij het dat de opzet zoal niet primitief, dan toch van zeer eenvoudige aard bleef.
Uiteraard voldeed dit niet. Uit het verslag van de gemeenteraadsvergadering van 28 mei 1948 blijkt nml. dat bij agendapunt 17 werd behandeld het "Adres van het Stichtingsbestuur van het Openluchttheater, verzoekende een renteloze geldlening van ƒ 3,000,- voor restauratie van het openluchttheater. "
Een raadslid noemde deze aanvraag "een aanklacht tegen de Soester bevolking. Het zijn vooral de ouderen die schade aan openluchttheater en natuurschoon toebrengen." De gemeenteraad besloot uiteindelijk positief. "De restauratie zal plaats hebben met betonplaten en betonpaaltjes, waarbij met een levensduur van twintig jaar is gerekend. Voorts gaat de gemeente enig (bos)onderhoud verrichten."
Tot en met 1949 kon de stichting door het betrachten van een zeer grote zuinigheid bij de exploitatie aan haar verplichtingen voldoen. Deze noodzakelijke zuinigheid, gepaard aan telkenjare opnieuw plaats gehad hebbende vernielingen - gevolg van het geheel "open" liggen van het theater in een moeilijk te surveilleren gebied - leidde er echter toe dat het theater niet de feitelijke verzorging kreeg die voor een goede exploitatie vereist was, zodat het bij voortduring gebreken ging vertonen.
In 1950 kon de stichting voor het eerst in haar bestaan niet aan haar financiële verplichtingen voldoen. Afgezien van de boven weergegeven exploitatie-moeilijkheden was de directe aanleiding daartoe het bijzonder ongunstige seizoen 1950. Op 21 juni 1950 wijdde de Soester Courant daar aan een redactioneel artikel onder de kop "Meer belangstelling gevraagd waarin, onder verwijzing naar de grote activiteit van de inmiddels door Soest-Vooruit aangetrokken directeur moest worden geconstateerd dat het met de belangstelling voor het theater "mis" is".
De Soester Courant voegde daar aan toe: "We hebben toch voldoende intelligentia en we hebben toch vele jeugdige personen in ons midden, die qua hun ontwikkeling de kunstprogramma's kunnen waarderen. We kunnen toch niet bij de dooddoener blijven: "In Soest kun je niets beginnen, een verzuchting die al zoveel keren is geslaakt."
Het hielp niet; 1950 werd een slecht jaar.
Voor Soest-Vooruit was dit aanleiding zich bij brief van 20 april 1951 tot Burgemeester en Wethouders van Soest te wenden, enerzijds met een uiteenzetting over de toekomst van het theater resulterende in het verzoek om overname door de gemeente, anderzijds met een verzoek om financiële bijstand. Daarover werd in de raadsvergadering van 5 juli 1951 uitvoerig van gedachten gewisseld, waarin werd besloten tot een nieuwe renteloze geldlening, nu van ƒ 1.000,-.
"Door dit besluit bracht uw raad tot uitdrukking dat het handhaving van het openluchttheater voor de gemeente van belang achtte" concludeerden Burgemeester en Wethouders, die deze opvatting ter kennis brachten van de Gedeputeerde Staten van Utrecht. De exploitatie kon dus worden voortgezet. Toch lukte het niet het theater exploitabel te maken. Althans voelde het bestuur van de V W Soest zich genoodzaakt om op 11 augustus 1954 aan burgemeester en wethouders te verzoeken het theater door de gemeente Soest te laten overnemen .
Op 14 december 1955 stelden Burgemeester en Wethouders aan de gemeenteraad voor te besluiten tot kwijtschelding van de eerder verleende renteloze credieten en de nog te vorderen huur en te willen goedkeuren "dat de eigendommen van de stichting in liquidatie, om niet worden over genomen door de gemeente Soest." In de raadsvergadering van 2 december 1955 werd daartoe conform besloten. In de Aanbiedingsbrief bij de ontwerp gemeente- en bedrij fsbegrotingen voor 1956 van 22 november 1955 hadden burgemeester en wethouders reeds geschreven: "Ook wat het Openluchttheater aangaat overwegen wij in de toekomst met voorstellen te komen. Wij zijn voornemens ernstig na te gaan in hoeverre het mogelijk is de inrichting van het Openluchttheater grondig te vernieuwen, de toegang te verbeteren en zodoende de aantrekkelijkheid daarvan aanmerkelijk te verhogen."
De in het vooruitzicht gestelde voorstellen werden in januari 1957 gedaan en bevatten allereerst het in het leven roepen van een nieuwe "Stichting Openluchttheater Soest". De Raad sprak daarover op 31 januari 1957. Het bestuur van vijf personen zal bestaan uit een wethouder/voorzitter, een lid van de gemeenteraad, twee leden uit de burgerij en een ambtelijk secretaris. De stichting zal uitsluitend het beheer van het openluchttheater tot taak hebben, hetgeen betekent het zorgen voor het onderhoud, het aanbrengen van de nodige verbeteringen en het regelen van het in gebruik geven aan derden.
Het voorstel om een ambtelijk secretaris aan te stellen die tevens bestuurslid was, ondervond bezwaren: deze secretaris was gemeenteambtenaar en dus niet vrij bij stemmingen. De voorzitter van de raad bestreed die opvatting: "De secretaris/administrateur wordt slechts als zodanig aangewezen, maar is als bestuurdlid vrij in het uitbrengen van zijn stem. Met 7-9 stemmen blijft de secretaris bestuurslid."
De werkzaamheden voor de stichting werden ondergebracht bij de ambtenaar algemene dienst. In afwachting van de te nemen maatregelen om het theater bespeelbaar te maken werd voorlopig volstaan met het aanbrengen van een afrastering die ƒ 6.325,- kostte.
In 1958 werd door de stichting in samenwerking met de dienst gemeentewerken een verbeteringsplan ontworpen, waarover het bestuur van de "Vereniging van openluchttheaters in Nederland" zeer te spreken was. Het plan omvatte een markering van de ingang met zwerfkeien; een betere ingang naar de fietsenstalling; een kassa met bergruimte; enkele lantaarns; een consumptiekiosk met overkapping "om een groot deel van de toeschouwers beschutting te bieden bij slecht weer"; toiletten en een kleedruimte achter het podium; verkleining van het podium; het dichten van de orkestbak waardoor spelers en publiek dichter bij elkaar komen. De zitplaatsen krijgen betonnen platen. Verder werden enkele palen geplaatst, waardoor huurders van het theater zelf "gemakkelijk toneelverlichting kunnen aanbrengen". De totale kosten (rente en aflossing) bedragen 34 cent per zitplaats per voorstelling, berekend naar zes voorstellingen per seizoen."
"Al deze verbeteringen zullen het theater zo maken, dat het voor vele Soester verenigingen een uitkomst zal zijn," aldus Burgemeester en Wethouders. Met goedkeuring van de gemeenteraad kon dit plan worden uitgevoerd.
De gekozen en in de statuten vastgelegde exploitatievorm - alleen verhuur van het theater en geen eigen exploitatie door het organiseren van voorstellingen door de stichting - blijkt evenals voorheen onvoldoende resultaat op te leveren.
Op 11 augustus 1961 schreef "Kantman" op zijn vast voorpaginaplaats in de Soester Courant "We hebben een openluchttheater en een stichting openluchttheater en dat theater was prima, maar het is nauwelijks bespeeld" en "Helemaal niets, terwijl er heel wat guldens gemoeid waren met het opknappen van het theater, waarover kenners zeggen dat het een bijzonder mooi theater is. Ik weet het, Soest Is een moeilijke plaats, maar als we volhouden komt het best in orde."
Toch duurde het nogal wat jaren voor er werd besloten het theater - waarvoor de werkzaamheden in 1963 van de "algemene dienst" werden meegenomen naar de "sportstichting" - op een andere wijze te exploiteren. Op 18 september 1970 kon worden gemeld dat "het bestuur van de stichting" meer bevoegdheden kreeg: Op verzoek van het stichtingsbestuur besloot de gemeenteraad op 24 september 1970 de statuten zodanig aan te passen "dat de stichting aan bestuurskracht zal winnen", wat o.m. inhield dat de exploitatie van het theater ook tot de doelstelling van de stichting werd gerekend.
In 1971 t/m 1973 probeerde de theaterstichting door het aanbieden van een gevarieerd programma de "trek" naar het theater te bevorderen.
Het resultaat bleef mager; er kwam geen wezenlijke verandering in de publieke belangstelling voor het theater en wat daar werd vertoond. Welke wensdromen er ook waren geweest, de werkelijkhei bracht ook nu te geringe aantallen bezoekers, weersomstandigheden buiten beschouwing gelaten. Dat leverde - uiteraard - kritiek op van gemeenteraadsleden, met name van cultuurbevlogen zijde, bij het onderzoek van de ontwerp-begrotingen in de betreffende raadsafdelingen.
Positief meedenken ontbrak overigens niet, hoewel een voorstel van een lid van de raad om een prijsvraag voor een "ludieke overkapping" van het theater door de voorzittende wethouder niet werd overgenomen. Die "vond dat "ludieke" gepraat maar niets"; men "moest met een behoorlijk voorstel komen."
Met ingang van de eerste dinsdag van september 1974 diende als gevolg van gemeenteraadsverkiezingen een nieuw stichtingsbestuur te worden aangewezen. Voor de zittingsperiode 1974-1978 betekende dat een voor het merendeel vernieuwd bestuur. Bijkomend aspect was dat zich inmiddels in Soest op het vlak van de cultuur eigen activiteiten en organen hadden ontwikkeld. Men vroeg zich dan ook binnen de kring van het openluchttheater af of de binding aan de sportstichting nog wel moest worden gehandhaafd, en of de activiteiten voor/in het theater niet beter zouden kunnen worden behartigd binnen de culturele sector.
Bij de behandeling van de ontwerpbegrotingen deelden Burgemeester en Wethouders in dit verband het volgende mede:
"Het college is van mening dat het openluchttheater dient te worden gehandhaafd, omdat dit de enige mogelijkheid is in Soest, in de open lucht bijeenkomsten en manifestaties van grotere omvang te organiseren in een theaterruimte met toeschouwersaccommodatie. Dit te meer, omdat in het algemeen, óók voor 1975, de jaarlijkse lasten gering zijn."
Bij raadvoorstel van 17 april 1975 deelden Burgemeester en Wethouders echter mede "dat tot opheffing van de stichting dient te worden besloten. In dat geval zullen wij belast worden met het beheer van het theater, waarbij wij bijvoorbeeld kunnen worden geadviseerd door de commissie culturele zaken. Deze commissie heeft zich in positieve zin ten aanzien van de opheffing uitgesproken." De gemeenteraad volgde het voorstel en besloot de "Stichting Openluchttheater Soest" op te heffen m.i.v. 1 januari 1976.
Met ingang van 1976 valt het theater dus onder de directe bemoeienis van Burgemeester en Wethouders i.e. de verantwoordelijke wethouder met "cultuur" in zijn portefeuille.
Eigen programma's en voorstellingen werden niet meer opgezet. Men keerde terug naar de oorspronkelijke exploitatievorm: verhuur aan gegadigden. Daarvan werd, zo werd mij gezegd, vrijwel geen gebruik gemaakt.
Zo verdween in Soest geleidelijk deze vorm van theatercultuur. Totdat in 1994 Cabrio "de handschoen opnam" en het theater weer ging bespelen.
1) E.v.E. (E. van Eeden 1898-1953) was werkzaam bij het notariaat Dammers, later notariaat Van Veeren. Hij publiceerde met grote regelmaat gedichten in de Soester Courant die over het algemeen waren geënt op de Soester actualiteit.
Het Openlucht-theater
Op een plekje waar men vroeger
Heuvels, mos en dennen vond,
Daar verrees als paddestoelen,
Een theater uit den grond.
Slechts met palen en met plaggen
En enorme bergen zand,
Kwam, harmonisch met d'omgeving,
Dit "natuurlijk" werk tot stand.
't Is een kunststuk van formatie,
Uitgevoerd in stijl en lijn,
Waar de architect en bouwers,
Heusch wel trotsch op mogen zijn.
Eerstens is er in een schouwburg,
Onontbeerlijk "het toneel".
En in dit theater vormt het,
Met het décor één geheel.
Geen parketvloer, geen coulissen,
Geen belichting en geen doek,
Want dan raakte het karakter,
"Openlucht-theater" zoek.
Onnatuurlijk mag een speler,
Daar in de natuur niet doen.
Speelt een speler niet veel speelscher,
Is het Lommerrijke groen?
't Is te hopen dat het spelen
op de jeugd niet overslaat.
Ik bedoel hier dat geen jongen
In 't theater spelen gaat.
Deze schouwburg staat vrij open,
Zonder prikkeldraad of hek
Gaat de boel niet ruïneeren,
Want dan krijg je op je nek!
'k Geef je daarom in gemoede,
Hier den vaderlijken raad,
Dat het Openluchttheater
Is geen plaats voor kattekwaad.
Stelt op prijs, dat de Directie,
Jullie voor betrouwbaar hield,
Zorg dus, dat in ons theater,
Zelfs geen sprietje wordt vernield!
RECTIFICATIE opgenomen in VZTS winter 1996
In ons vorige nummer van "Van Zoys tot Soest" Herfst 1996, is een artikel opgenomen van de hand van de heer Th.M. Peet, "Het openluchttheater in Soest van 1938 tot aan "Cabrio" 1994".
De heer Peet, oud-secretaris van de Stichting Openluchttheater Soest, zou het zeer op prijs stellen, wanneer de door hem opgegeven "bronvermelding", die wij niet hadden vermeld, alsnog wordt opgenomen. En aan zijn verzoek willen wij gaarne voldoen.
En die bronnen zijn:
Soester Courant - Soester Nieuwsblad - Gooi en Eemlander - Openbare stukken - Piet Ekel (aanvullende gegevens 1938- 1939) - Diverse notities en Memorie.
Onze excusies voor deze slordigheid.
Redactie
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.