Geboren aan het eind van de oorlog (23-3-1945) als elfde in een gezin dat in totaal 13 kinderen omvatte. Zijn ouders hadden een boerderijtje aan het eind van de Smitsweg (op de plek waar die weg overging in het Oude Grachtje). De omgeving was toen nog niet zo bebouwd als nu het geval is. Er waren weilanden en sloten en uitzicht tot aan de Wieksloot. Op sloten leren schaatsen en ook veel zomervertier. Toen hij de leeftijd daarvoor had, heeft hij 3 maanden de bewaarschool bezocht in het gebouw naast de locatie waar nu het Museum Soest is gevestigd. Vervolgens heeft hij de eerste klas van de lagere school bezocht in het voormalige St. Josephgebouw. Daarna is hij na de eerste klas gegaan naar de Willibrordusschool in Soest Zuid. Alvorens de school werd bezocht, werd een bezoek gebracht aan de kerk (pastoor Lommerse van de Heilige Familiekerk). De afstand naar school werd lopend gedaan, maar toen toch niet als lang ervaren. Medeleerlingen waren o.a. Jan Smeeing en Tony Daatselaar en ook een Rademaker die aan de Eigendomweg woonde. Hoofdonderwijzer van de school was Taris. Verder herinnert hij zich de namen van meester Vrakking en juffrouw Levering, juffrouw Houtepen en juffrouw v.d. Breemer. De godsdienstles werd verzorgd door pastoor Lommerse. De lessen lichamelijke oefening werden o.a. gedaan op een speelveld aan de rand van de Soesterduinen.
Track 2
Na de lagere school de Mulo bezocht (Heilig Hartschool) met als hoofdonderwijzer meneer Hilhorst. Zowel MULO-A als MULO-B gedaan. Had op zijn eindexamen een 10 voor meetkunde en algebra en een 9 voor boekhouden en handelsrekenen. MULO-B moest hij volgen omdat hij na de school stuurman wilde worden op de grote handelsvaart. Hij heeft toen gesolliciteerd bij de Rotterdamse Lloyd, maar bij de keuring bleek dat hij niet goed scherp kleuren kon onderscheiden. Hij heeft toen vervolgens ongeveer een jaar thuis gewerkt en daarna gesolliciteerd bij het KNMI in De Bilt. Daar is hij in 1963 begonnen als metereologisch medewerker om metingen te verrichten zowel op het aardoppervlak als in de lucht (met ballonnen). Naar zijn werk ging hij elke dag op de fiets. De fietssport was toch een liefhebberij van hem. Hij was o.a. lid van de vereniging Tempo. Ook heeft hij gevoetbald bij BDC, maar daar ging de lol op een gegeven moment toch af omdat soms geen volledig elftal kon worden samengesteld omdat enkelen niet kwamen opdagen. Op zondagavond werd de r.k instuif bezocht in het St. Jozefgebouw om o.a. te dansen. Herinnert zich nog het optreden van Andre van Duin die in het begin van zijn carriere daar een paar keer is opgetreden. Er werden ook instuifavonden bezocht in Laren en het Soesterkwartier in Amersfoort.
Track 3
In deze track vertelt dhr. Roest over zijn verblijf op Antartica in de periode van begin 1965 tot maart 1966 en noemt dat één van zijn hoogtepunten in het leven. Het was een wetenschappelijke expeditie die samen met de Belgen werd gedaan, waaronder ook 5 Franstalige Belgen. Er werd elke dag gewerkt. Voor de ontspanning was er een bibliotheek, een 30-tal films en een groot aantal documentaires. Contact met thuis werd onderhouden via telegrafie, waarbij per telegram 40 woorden mochten worden gebruikt. Hij heeft in die tijd ook klassieke muziek leren waarderen. Het afval van de manschappen werd een aantal kilometer verder op de ijs- en sneeuwvlakte gedeponeerd. De bijzondere natuurervaringen die hij heeft meegemaakt zijn hem het hele leven bijgebleven.
Track 4
Na terugkomst in Nederland heeft hij op De Instuif zijn vrouw Rita leren kennen. In 1969 zijn ze getrouwd en de woning Schoutenkampweg 64 gekocht, waar ze nu nog wonen. Hij kwam te wonen naast zijn broer. Eind 1969 is dochter Esther geboren. Helaas bleek na verloop van tijd dat ze zwaar gehandicapt was doordat ze oligofreen was (zo goed als geen hersenen bezat). De eerste 2 jaar van haar leven heeft ze vooral doorgebracht in ziekenhuis. Vervolgens heeft ze 18 jaar doorgebracht in de instelling Nieuwenoord in Baarn, waar ze op 20 jarige leeftijd is overleden. Jan heeft op de website van Amerpoort een blog geschreven, waarin hij aangeeft dat ondanks de zware handicaps van zijn dochter haar leven toch zijn leven en dat van zijn vrouw en andere kinderen heeft verrijkt. Hij legt in deze track uit hoe je die verrijking moet duiden. Het heeft vooral te maken met het zich leren verhouden tot medemensen en hoe je ook als samenleving daarmee moet leren omgaan. Het verdriet over de handicap en het verlies van de dochter heeft niet geleid tot boosheid of opstandigheid. Het heeft vooral het begrip voor de kwetsbaarheid van de mensen versterkt. Er zijn na de dochter nog twee jongens in het gezin geboren en opgegroeid. Inmiddels zijn er ook drie kleinkinderen.
Track 5
Van 1963 tot 1983 heeft Jan gewerkt op de afdeling metereologie van het KNMI. Een bijzonder onderdeel van zijn werk waren de activiteiten op een weerschip op de Atlantische oceaan. Dat betekende dat hij regelmatig 5 à 6 weken van huis was (ongeveer 50x). In die periode was dus zijn vrouw Ria alleen met de kinderen. Zij geeft aan in het interview dat haar dat goed af ging of zoals ze zei: “Je wist niet beter.” In 1983 werd gestopt met de weerschepen. Jan moest worden omgeschoold en ging werken op de afdeling personeelszaken en volgde een HBO-opleiding gedurende 5 jaar. Bij het KNMI maakte Jan ook deel uit van de ondernemingsraad. Hij was lid van de ARKA, een bond die later is opgegaan in CNV collectief. Na afronding van de studie kwam er ook meer tijd voor activiteiten in de samenleving. Vooral in de kerk (Heilige Familiekerk) werd hij actief (o.a. als lector). Vervolgens wordt gesproken over veranderingen en vernieuwingen in de katholieke kerk. Jan benadrukt het belang van godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid en zegt wel moeite te hebben met de krampachtige wijze waarop soms wordt omgegaan met ethische vraagstukken in de leer van de katholieke kerk (dat betreft zowel de geaardheid van mensen als het gebruik van b.v. voorbehoedsmiddelen). Voor hem is het begrip “God” niet zo gemakkelijk te duiden. Hij zegt God vooral te ervaren via zijn medemensen en via het omzien naar elkaar.
Track 6
In deze track komen weer ter sprake zijn activiteiten in het vakbondswerk. Centraal staat bij hem het begrip solidariteit. Hij heeft dat ook als uitgangspunt genomen bij zijn werk als voorzitter van de cliëntenraad sociale zekerheid. Ter sprake komt de naam Roest, die in Soest niet onbekend is. Jan licht toe dat in 1768 een zekere Gerrit Roest zich vanuit Maartensdijk heeft gevestigd in Soest aan het Kerkpad. Tot deze stam zijn bijna alle mensen in Soest met de naam Roest te herleiden. Jan vertelt dat hij Gildebroeder is en zegt dat in vele opzichten een gelukkig en goed leven in Soest heeft gehad met hoogtepunten en dieptepunten. Als dieptepunt noemt hij naast de handicap en het verlies van de dochter ook het overlijden van zijn broer Arie op 34 jarige leeftijd als gevolg van een bedrijfsongeval. Tenslotte refereert hij aan het feit dat zowel hij als zijn vrouw een koninklijke onderscheiding hebben ontvangen en spreekt de hoop uit dat zij nog een geruime tijd van het leven in Soest mogen genieten, waarbij de belangrijkste drijfveer zal blijven het thema: omzien naar elkaar.