Dit artikel was opgenomen in het Maandblad Oud-Utrecht uitgebracht in 1976 (pagina 41 en 42)
Klootschieten is een oude volkssport, die volgens de bekende folklorist J. ter Gouw in de vorige eeuw naast balslaan, kegelen, klotsen, ringrijden, beugelen en boogschieten tot de geliefde spelen van het Nederlandse volk behoorde [1]. Nu geniet deze tak van sport nog slechts bekendheid in het oosten van het land: Twente en een deel van de Graafschap (Zutphen) [2], Deze sport wordt daar nog hartstochtelijk beoefend en er bestaan verschillende klootschietersverenigingen, die in de winter, wanneer de gewassen van het land zijn, onderlinge wedstrijden organiseren. Zij strijden dan verbeten om een gouden of zilveren kloot, beker en/of medailles.
De kloot is een harde houten bal, die door zes pillen lood dwars door het hout van de kloot is verzwaard. Het spel wordt door twee partijen gespeeld. Vooraf ia door wederzijdse partijen mondeling afgesproken, waar en wanneer de wedstrijd zal worden gehouden, hoeveel deelnemers er aan mee zullen doen en hoe groot de afstand zal zijn waarover de kloot moet worden gegooid.
De kloot - vrij zwaar - wordt onderhands gegooid.
De werper neemt een aanloop van circa 10 á 15 meter, springt dan hoog op en werpt met een krachtige uithaal van zijn arm de kloot zo ver mogelijk weg. De arm waarmee wordt gegooid strijkt hierbij dicht langs het lichaam. Dit is de voorgeschreven manier van gooien. Het zogenaamde slingeren is niet toegestaan. Winnaar is de man, die zijn kloot in het geringste aantal worpen het eerst over de eindstreep werpt.
Na afloop van het klootschietersfestijn wordt het feest besloten met een maaltijd, waar dan dikwijls herinneringen aan vorige wedstrijden en behaalde overwinningen worden opgehaald.
De overwinning werd gevierd met het drinken van veel bier en/of iets straffers uit een klein glaasje. Dit veroorzaakte nog wel eens luidruchtigheid, die soms ontaardde in een fikse vechtpartij. Klootschieters waren gauw aangebrand en de clubeer werd fel verdedigd.
Keuren en verbodsbepalingen van stadsbesturen
Bij de toenemende bevolking in de steden en betimmering veroorzaakten deze spelen, vooral het klootschieten, hoe langer hoe meer overiast. Het spel vereiste veel ruimte voor de spelers en de zware kloot was nog wel eens een gevaar voor wandelaars en andere voorbijgangers. Er werden dan ook verbodsbepalingen door de overheid uitgevaardigd die het klootschieten moesten tegengaan. Eerst werd het verboden binnen de stad of vaste, later ook buiten de stad of poorten.
Te Leiden werd in 1463 door de vroedschap een keur uitgevaardigd, waarbij het verboden was dit spel binnen tien roeden afstands van een kerk, klooster, gasthuis of een geestelijk gesticht te beoefenen. Kloosterlingen en zieken klaagden, dat zij hinder hadden van het lawaai dat gemaakt werd door spelers en omstanders tijdens het spel. In 1485 was dit het geval ook in Deventer.
In de Middeleeuwen had men buiten de steden dikwijls de beschikking over een groot open veld.
Daarom legde men kolf-, kegel- en kaatsbanen aan, waar deze volksspelen werden gehouden en waar ook het schieten met de kloot plaatsvond. Deze banen zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Slechts enkele oude straatnamen herinneren aan die spelen. Utrecht heeft zijn Maliebaan behouden al vinden er sinds onheugelijke tijden geen balspelen meer pleats, Een maliebaan is een kolfbaan en een malie is niets anders dan een houten kolf waarmee in de maliebaan geslagen werd.
Het wandelend publiek had veel last van deze spelen. die meestal op zondag plaats vonden en druk werden bezocht. De vroedschap van Utrecht zag zich dan ook meermalen genoodzaakt een verbodsbepaling tegen dit spel uit te vaardigen, want het regende klachten van de gegoede burgerij, die op zondag ongestoord op de Maliebaan wilde kunnen wandelen en converseren met elkaar.
Deze verbodsbepalingen hielpen echter niet.
In 1763 en wel op 17 mei van dat jaar volgde nogmaals zulk een verbod
"tegens het werpen van klooten tot verhindering der wandelaars. Schout, burgemeesters en die van den gerechte der stad Utrecht, zijn van mening dat niettegenstaande ernstige waarschuwingen, men sig wederom begint te verstouten des sondaags geduurende den godsdienst, langs de straaten en wegen binnen de stad met eetwaren en snoesteryen om te roepen en dat ook in de kerken, gedurende predikatiën en andere publieke plaatsen, daar catechisatie wordt gehouden veel geraas en rumoer wordt gemaakt en ongeregeldheden voorkomen tot kleinachting (d.i. minachting) van de openbare godsdienst en grote ergernis van velen".
De verkoop van eetwaren en snuisterijen was er niet alleen de oorzaak van dat deze keer werd uitgevaardigd, maar „de heeren van den gerechte zijn ook ontwaar geworden dat men tot verhindering van de wandelaars, en anderen opnieuw onderneemt langs de Maliebaan, deser stads cingels en verdere wegen, niet alleen op den gemelten dag des Heeren, maar ook op andere dagen met de kloot te schieten, met steenen Is anders te werpen, te kolven, alsmede enz.."
Op het platteland van Utrecht waren deze spelen ook bekend bij boeren en andere inwoners van de dorpen en de kleine steden. Zij waren evenzo geinteresseerd in dat soort spelen als de burgerij in de grote steden. Het is echter moeilijk vast te stellen waar de spelen werden gehouden, al zijn er wel plaatsaanduidingen blijven bestaan waaruit is op te maken dat het kolven, kaatsen of klootschieten werd beoefend. Keuren en ordonnantiën die hierover meer licht zouden doen schijnen zijn er niet omdat van de spelen nauwelijks of in het geheel geen hinder werd ondervonden en zij niet werden verboden. Men had immers volop de ruimte om te spelen. Toch zijn er oude akten die hierover iets los laten en waarin namen genoemd worden. die in die richting wijzen,
Te Soest vonden wij een tweetal koopaktes uit 1794, die doen veronderstellen, dat kolvenvroeger ook in Soest werd gespeeld [3]. In deze aktes worden de namen (toponymen) van twee akkers genoemd: de Rollebaan en het Kolfbaantje, beiden op de Eng gelegen, die echter in de huidige bebouwing zijn opgegaan.
Kolven, kegelen en klootschieten zijn van de openbare wegen verdrongen en maakten plaats voor andere spelen, die om minder ruimte vroegen en minder gevaarlijk werden geacht voor de omgeving.
Soest Engelbert Heupers
NOTEN
[1] J. ter Gouw, De Volksvermaken (Haarlem. 1871), blz. 30.
[2] G.B. Vloedbeld, Kfootscheeters Wedstried (Enschede, 1969).
[3] Deze aktes zijn in particulier bezit. Eigendom van P. van den Breemer Azn. te Soest.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.