Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Bos, Jacobus Johannes (dominee)

Uit: "Utrechtse biografieën, Het Eemland deel 1", levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Eemlanders.Uitgegeven in 1998.

JACOBUS JOHANNES    Bos (1817-1913)

predikant en geschiedschrijver

Jacobus Johannes Bos werd geboren op 2o juni 1817 in Utrecht, waar hij op 23 september 1847 trouwde met Maria van Piekeren, eveneens geboren in Utrecht. Het huwelijk bleef kinderloos. Maria overleed op 1 november 1889. Op 21 oktober 1892 verhuisde Bos naar de Muurhuizen in Amersfoort, waar hij op i maart 1913 overleed. Hij werd begraven bij de hervormde kerk in Soest.

In 1840 studeerde hij Jacobus Johannes Bos af in de theologie. Zeven jaar later werd hij als kan ddaat beroepen door de hervormde gemeente in Soest. Niet alleen met het dorp Soest hield hij zich bezig. In 1851 begon  hij ook met de catechisatie in Soesterberg, in die tijd een kleine en geïsoleerde gemeenschap. Sinds 1837 bestond hier een katholieke parochie. Vanaf 1855 ijverde Bos voor de stichting van een hervormde gemeente in Soesterberg. Deze was vierjaar later een feit. Een hoogtepunt in zijn loopbaan als predikant moet de preek geweest zijn die hij op een  mooie  nazomerdag in 1853 op de heide van het kamp Zeist in tegenwoordigheid van koning Willem III mocht houden. Hij had een toepasselijk thema voor de preek bedacht 'Geeft den Keizer wat des Keizers is, en Gode wat Godes is' (Matth. 22.21b). Het was in meer dan een opzicht een stralende dag voor hem. Van 1867 tot zijn emeritaat in 1892 zou hij bovendien als scriba van de classis Amersfoort fungeren.

Als voorganger van de hervormde gemeente was Bos  lid van de Commissie van Weldadigheid, ingesteld door prinses Anna Paulowna.
Deze commissie was belast met de armenzorg in Soest, waarbij werd samengewerkt met de  kerkelijke armenzorg. In deze commissie hadden de belangrijkste mannen in het dorp zitting. Volgens eigen zeggen werd Bos rond 1860 benoemd tot secretaris. In die tijd speelden binnen de commissie een aantal problemen. Het was de wens van Anna Paulowna en haar opvolger, prins Hendrik, dat de bijstand verstrekt zou worden  ongeacht religie Vandaar dat zowel de dominee als de pastoor in de commissie zitting hadden. Na het herstel van de rooms-katholieke kerkstructuur in 1853 viel die samenwerking echter niet mee. Ds Bos, een betrekkelijk verlicht en tolerant man, had toch enige moeite met de emancipatie van het katholieke volksdeel. Hij erkende wel dat de katholieken vóór de Franse tijd achtergesteld waren, maar op dat moment  waren  de verhoudingen veelal omgekeerd.  Hoewel  volgens zijn opgave de helft van de bevolking in Soest protestant was, had echter slechts één protestant zitting in de gemeenteraad.

Pastoor Steenhoff nam de emancipatie der katholieken energiek ter hand. In 1855 werd de Petrus en Pauluskerk ingewijd. De mogelijkheid die de nieuwe onderwijswet bood tot bijzonder onderwijs maakte de weg vrij voor de bouw van het St Josephgesticht (1869) met onder meer een bewaarschool en een lagere school voor meisjes. Voor jongens was er de St Bonifaciusschool. Het St Josephgesticht zou zowel binnen als buiten de commissie een scheiding der geesten veroorzaken.

In december 1869 besloot de commissie dat de arme kinderen die op de katholieke scholen onderwijs volgden, niet zouden meedoen in de jaarlijkse winteruitdeling. Het argument van de meerderheid was dat de uitdelingen alleen bestemd waren voor eigen scholen van de commissie, te weten de openbare lagere school en de naai- en breischolen.
Pastoor Steenhoff protesteerde scherp, maar hij stond alleen binnen de commissie  Een jaar later herhaalde de geschiedenis zich. De gemeenteraad, in meerderheid katholiek zoals we hierboven gezien hebben, schaarde zich achter de pastoor en ontzegde de commissie het gebruik van de raadzaal, nu de uitdelingen hun algemene karakter verloren hadden.  Men  besloot het conflict aan de beschermheer, prins Hendrik, voor te leggen. Om onduidelijke redenen sleepte de zaak zich voort.
Steenhoff woonde  nauwelijks nog de  vergaderingen bij. In een brief van 19 december  1873 deed de prins in antwoord op een eerdere brief een uitspraak over het geschil. Hij steunde de meerderheid der commissie in de uitspraak dat de uitdeling beperkt zou blijven tot de 'eigen' scholen van de commissie. Steenhoff stapte uiteindelijk uit de commissie.

Inmiddels was er ook tussen  de overige leden verschil van inzicht ontstaan. Aanleiding hiertoe was het feit dat prins Hendrik financiële steun had toegezegd aan een gezin waarin een tweeling was geboren.
Hulp in geld was ongebruikelijk. De commissie verleende de bijstand in natura: voedsel, kleding en medische hulp. In dit geval, meende ds Bos, was het paarlen voor de zwijnen werpen. De oudere kinderen van het gezin verzuimden voor de helft van de fijd de lessen bij te wonen.
De overige leden tilden hieraan kennelijk minder zwaar. Er kwam een compromis  tot stand, althans volgens de notulen van 13 oktober 1872.
Men  besloot het geld niet aan de ouders te geven maar rentegevend te beleggen en de vader in de eerstvolgende vergadering te laten verschijnen om hem over een en ander te onderhouden. De secretaris kreeg de opdracht de ouders op de hoogte te brengen. In de kantlijn van diezelfde notulen staat echter de merkwaardige aantekening: deze zinsnede wordt  beschouwd als niet te staan geschreven, dewijl nimmer  die opdracht aan de Heer secretaris is gegeven' ondertekend Jacob F.H. Poggenbeek.  Bos wenste  in de volgende vergadering in de notulen opgenomen  zien dat die aantekening ten onrechte was gemaakt.  De heren  kwamen er niet uit en Bos legde eind van dat Par het secretariaat neer en ook hij zou in 1873 uit de commissie vertrekken. In 1880 keerde hij weer terug  als voorzitter en penningmeester. Hij zou deze gecombineerde  functie tot zijn emeritaat in 1892 blijven vervullen.

Tijdens zijn emeritaat kreeg Bos de gelegenheid om datgene te doen wat hij al zo lang had gewild: de geschiedenis van Soest op schrift stellen.
In de loop van zijn loopbaan had hij al veel aantekeningen gemaakt.
Vanaf 1900 (hij was toen al 83 jaar) werkte hij aan het manuscript. In 1907  beschouwde hij het als voltooid. Het werk telt meer dan 500 volgeschreven pagina's en 32 hoofdstukken,  in duidelijk leesbaar handschrift zonder doorhalingen. Hij beschrijft hierin de geschiedenis van Soest en Soesterberg vanaf de prehistorie. Hij schenkt uitgebreid aandacht aan eigentijdse godsdienstige kwesties en de negentiende-eeuwse bestaansmiddelen en buitenplaatsen. Hier en daar is het werk autobiografisch. Bos realiseerde zich de beperkingen. Hij zegt hierover zelf.
'want al durf ik te beweren dat ik mij vele moeite gegeven heb om volledig en nauwkeurig te zijn, toch verwacht ik dat men ontdekken zal dat ik mij bij het een en ander heb vergist. Is alle menschenwerk gebrekkig, hoe zou het dan mogelijk zijn een werk van dezen aard feilloos en volledig afte leveren. Er zal nog wel eens het een en ander ontdekt, dat mij verborgen bleef, men vergeet dan niet dat aanvullen en verbeteren gemakkelijker taak is dan opsporen en aanvangen'.

Uit het manuscript blijkt dat di Bos een man was met een veelzijdige belangstelling. Vo or zijn manuscript heeft hij gebruik gemaakt van uiteenlopende  bronnen, zoals middeleeuwse  kronieken, eigentijdse historische tijdschriften, maar ook waarneming in het veld (grafheuvels, buitenplaatsen). Verder heeft hij gebruik gemaakt van stukken uit de archieven van het gemeentebestuur en de   Commissie van Weldadigheid. Het laatste had hij als secretaris enige tijd zelf onder zijn beheer.
Dit blijkt uit de ruime aandacht die de commissie krijgt toegemeten.
Hoewel  een groot aantal van zijn opvattingen over de oudste geschiedenis achterhaald is, vormt het manuscript een schat aan informatie uit de eerste  hand van de geschiedenis van de negentiende  eeuw. Het manuscript  is na enige omzwervingen thans in het bezit gekomen van de gemeente. Latere schrijvers hebben er ijverig gebruik van gemaakt.

Archivalia
GA Soest, Bevolkingsregisters 1850-1900, Archief van de Commissie van Weldadigheid, Archief gemeente Soest 1812-1928, 'Soest. Gemeente in de provincie Utrecht. Wat er van hare geschiedenis van de vroegste tijd tot op heden, bekend is. Verzameld door JJ. Bos Em. Predikant der Herv. Gemeente aldaar', manuscript 1907; HUA, Huwelijksregisters stad Utrecht, Archiefclassis Amersfoort

Publicaties

Literatuur
P. van den Breemer,   `Dominee Jacobus Johannes Bos', Van Zoys tot Soest 3 (1982), 4, 4-5

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto