Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Looy, Jac van (dichter, schilder)

 Uit: "Utrechtse biografieën, Het Eemland 1", levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Eemlanders (1998)

JAC VAN LOOY (1855-1930)

dichter en schilder

door I. van Erve

Jacobus van Looy werd op 13 september 1855 geboren in de Zoetestraat 570 in Haarlem als vijfde enla tste kind van Johannes van Looy en Cornelia (Kee) van der Vegt. Hij had een broer, Jan en drie zussen, Leen, Kee en Jansje. Zijn vader was timmerman en aannemer. Op 28 januari 1892 trouwde Jacobus met Titia van Gelder, dochter van Lambeaus Jacobus van Gelder, lid van de firma H.E. van Gelder & Co., stoomhoutzagers en houthandelaren. Het echtpaar bleef kinderloos.           
Van Looy overleed op 24 februari 1930 in het St Elisabeths (of: Groote) Gasthuis in Haarlem.

Jac. van Looy was zoals hij zelf zegt altijd een 'schilder van huis uit, schrijver door toevallige omstandigheden'. Zijn jeugd bracht hij door in Haarlem. Zijn ouders overleden toen Jac. nog een kleuter was. Op 12 september 1859 overleed zijn moeder: aangezien Jacobus' verjaardag altijd op de twaalfde werd gevierd, overleed ze dus op zijn verjaardag. Een jaar later overleed zijn vader, inmiddels blind en werkeloos.

Jac. werd door zijn tante met zijn twee jongste zusjes naar het weeshuis gebracht. In Jaapje beschreef Van Looy zijn herinneringen aan zijn verblijf in het weeshuis. Elke zondag bezocht hij met zijn beide zusjes zijn grootmoeder (de moeder van zijn vader). Met zijn jongste zusje (Jansje) had hij het meest contact, toen zij naar de 'groten' moest in het weeshuis, miste hij hoar. Het weeshuis maakte van Jaapje een schuchter kereltje. Hij kon zijn beide zusjes niet altijd bereiken en zijn grootmoeder en grote zus zag hij maar één keer in de week. Een herinnering aan zijn aan het eind van diens leven door een ziekte blind geworden vader, verwoordde Van Looy treffend in het volgende gedicht:

----

`Mijn alleroudst verhaal heb ik verzwegen,
Bevreesd misschien voor een al te vlugge traan,
Wijl 'k niet vermocht tot de uiterste armoe gaan, 
Of zelf het meest behoefte had aan zegen.
't Verhaal eens kinds, dat, als den grond ontstegen,
Getild, op vaders schouders was gedaan,
voor hem moest kijken bij het duistre gaan, 
en hem waarschuwen voor verkeerde wegen'.

-----

Tot zijn elfde jaar volgde Jacobus van Looy, meestal 'Jaap' genoemd, lessen aan de gestichtsschool'. Daarna werkte hij als letterzetter bij een drukkerij. Toen hij daar stampei schopte, werd er een klacht tegen hem ingediend en verliet hij de zetterij voor een baan als leerling huis- en rijtuigschilder. In de avonduren ging hij, naar de Burgeravondschool. Zijn tekenleraar en latere vriend August Allebé was zo enthousiast over zijn tekentalent dat hij de voorzitter van de regenten van het weeshuis vroeg of Jacobus bij hem mocht komen tekenen in zijn atelier, zondag na de kerkdienst. De regenten stemden toe en zo werd tekenen en schilderen de lust en het leven van Jaapje. Zijn enthousiasme bleek toen Van Looy uit het atelier verf meenam op een stuk glas, waarmee hij in het weeshuis zijn eerste olieverfschilderijtje maakte: 'De aankomst in het weeshuis'.

Al vanaf zijn tekenlessen in het atelier van zijn tekenleraar wilde Jaapje naar de Akademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. In eerste instantie werd dit verzoek echter afgewezen door de regenten omdat het te duur was. Uiteindelijk ging Van Looy op 22-jarige leeftijd toch naar de Akademie. Na tien jaar gewerkt te hebben, begon Van Looy aan een dagstudie. Hij was zo ijverig dat hij in plaats van in de drie jaar die ervoor stonden, in twee jaar zijn akte middelbaar onderwijs.tekenen haalde.
In Amsterdam (Jacobus woonde in de Pijp) leerde Van Looy verschillende kunstenaars kennen en raakte hij bevriend met Frederik van Eeden en Willem Kloos. Verder ging hij om met Albert Verweij en Lodewijk van Deyssel. Deze kunstenaars hoorden allemaal bij de Tachtigers. Van Looy was van groot belang in het samenbrengen van schilderkunst en literatuur in deze stroming Hij combineerde al jarenlang deze twee kunstvormen: `Als jongen wou ik al wat mooi was maken; ik was zo vurig; ‘k droomde me de gróótsche schilderijen, enorm, plafondbeschilderingen, heele werelden; en daartusschen zouden dan de verzen vanzelf wel komen. Want schilderen en verzen maken, dat hoorde nou eenmaal altijd samen. Van al mijn stemmingen, teleurstelling, verdriet, m'n snaaksche buien, daar maakte ik maar verzen van ...'

In 1884 reisde Van Looy naar Rome als winnaar van de Prix de Rome, een aanmoedingsprijs voor jonge kunstenaars. Hij had zich aangemeld voor het toelatingsexamen om deel te nemen aan deze 'wedstrijd in de schilderkunst', die bestond uit een erepenning, een toelage voor een verblijf in Rome en een studiereis van vier jaar. Jacobus won de halve prijs (hij moest hem delen met Jan Dunselman) en reisde vanuit Rome door heel Italië en Spanje. Toen hij weer terug was in

Amsterdam, bleek dat het reizen hem erg bevallen was: hij vertrok bijna onmiddellijk voor enkele tijd naar Londen. Daarna maakte hij een voettocht door Brabant. Toen hij eindelijk een beetje was uitgewaaid, verloofde hij zich met Titia van Gelder. Zijn vrienden waren hier zeer tevreden over, Verwey schreef erover: `... Lieve Heer, jij met Titia. 't Is alleraardigst. Nu weet je waar je zoolang op wachten moest. En wat een omweg, over Italië en Spanje Tot dan toe was Van Looy erg teruggetrokken, altijd op zoek naar 'iets', zijn huwelijk maakte hem iets toegankelijker. Titia deed haar uiterste best het haar man naar de zin te maken. Ze kookte alles wat hij lekker vond en ging zelfi met hem mee uit schilderen om een paraplu boven zijn hoofd te houden als het regende. Aanvankelijk vond de vader van de (welgestelde) Titia het maar niets dat ze zich verloofde met een weesjongen, ma ar toen Jacobus duidelijk maakte dat het hem niet om het geld van Titia te doen was, werden ze dikke vrienden.

Van Looy kreeg zo langzamerhand genoeg van het bohemièn- bestaan in de stad. In 1894 verhuisde hij met zijn vrouw naar 't Gooi.
Hij ging in Soest wonen, op Lange Eind 113a (het huis is nu afgebroken). In deze tijd werkte hij hard, ma ar publiceerde of exposeerde bijna niets. Overdag was hij buiten aan het schilderen en 's avonds las of schreef hij. De indrukken van overdag die hij in de avonduren opschreef, werden later gepubliceerd als Feesten: 'Suis-kokend overging het hette-licht de landen. Een beestje op een tak-tipje als een los blad gezeten wel even leven maakte, maar dadelijk ergen weér in de slaapstilte gevangen zat, de lucht leek vogelloos. Een watervlieg wirrelglansde voorbij, een paar vlinders snipperden langs, weg naar het schrompel-groene, geel-done, paars-horizonnige veld. Versleten in 't licht beurde er een kerkje zijn lood-grijze dak uit een boomen-scholing, opsturend een spietsigen blikker van zijn toren; verflensten een paar hofsteês bij te vullen schelven. Luierden wat koetjes bij hekjes, hing wind-stil het brandige zeiltje van een hooischuit. Onder den starren mid-zomerdag verstolde zich het al, bleeflang als in een droom ver bezitloos en aan beweging do o d. ' In dit werk beschreef Van Looy de natuur waar hij middenin woonde. Hij schilderde ook portretten van dorpsbewoners, onder wie van een Soester boerinnetje, later de moeder van de Utrechtse beeldhouwer Pieter d'Hont. In zijn Soester tijd stelde Van Looy zich afstandelijker op tegenover bijna al zijn vrienden.
De enige contacten die bleven bestaan vonden plaats via incidentele ontmoetingen of brieven. Met de Soester bevolking had Van Looy nauwelijks contact, hij woonde een beetje achteraf en kreeg mede daardoor weinig 'aanloop'. Van Deyssel vertelde later een anekdote die volgens hem typerend was voor het leven dat Van Looy leidde in Soest:
'Toen hij nog in Soest woonde, zag ik hem veel bij mij in Baarn, — hij liep dan zo eens aan en bleef soms eten. Bij een van die gelegenheden, 't was aan het dessert, knoopte hij z'n servet om zijn hoofd, de punten omhoog, — een prachtig gezicht dat hagelwitte wit bij het rode bruin-rood van de kop! -: een Bedoeïnenvorst. 't Gaf groot plezier. Opeens, paardegetrappel, grindgeknars, de bel, en even later vliegt de deur open en binnen stuift mevrouw Van Looy: 'O, bèn je daar? Ik was dodelijk ongerust. Je bleef zó lang uit ... Neem plaats, doe ons het genoegen, zit mee aan! Neeneenee, we gaan dirèct terug, hij moet onmiddellijk mee, want, — dit-en-dat-enfin ... Mevrouw Van Looy vreesde een bacchanaál, weet u ... Ze had daarginds geen geschikt vervoermiddel kunnen vinden, nergens een coupeetje-met-één-paard, toen nam ze een open landauer met twee ervoor, hahaha!'

In deze tijd maakten de Van Looys ook veel reizen. De langste reis voerde hen naar Tanger in 19o1/02. In februari en maart 1901 werd in de zalen van Arti de eerste retrospectieve tentoonstelling van het beeldend werk van de schilder Van Looy gehouden. De eerste en tevens laatste eenmansexpositie van Van Looy. De critici waren niet eensgezind positief in hun oordeel en Van Looy werd zo diep gegriefd door enige kritieken dat hij niet meer wilde exposeren. Van Looy was moeilijk te plaatsen in zijn tijd. Hoewel hij in zijn Amsterdamse rijd meedeed met de impressionistische mode, had hij een voorkeur voor het realistische, de vreugde en het verdriet van de mens en zijn arbeid. In zijn woord en beeld stond vaak het leven van de kleine burgerij centraal. Hij legde de betekenis van zijn schilderijen in de ogen van de geschilderde figuren: dromerige, verwonderde, vervreemde, begrijpende en biologerende ogen. Hij zei hier zelf over: Niets is zo mooi als zien' en `Je ogen staan open als bloemen'. Later werd zijn werk geïnterpreteerd als lyrisch realisme'. Dit sloot aan bij de indruk die men kreeg van Van Looy: hij hield van alle mooie dingen en wilde ook graag mooie dingen maken, maar ze moesten wel uit het leven komen. Eigenlijk was Van Looy zijn hele leven iemand die de realiteit omfloersde met dromen.

In Soest vond Van Looy de rust die hij zocht na het drukke stadse leven: 'En ik die ... altijd innerlijk een weinig razend ben om uit mijn gesoes te Soest, welk een naam, te worden gehaald ...' Hij kreeg van zijn vrouw lessen in de Engelse taal. Met behulp van deze nieuw verworven kunst vertaalde Van Looy Shakespeare. Hij maakte een start met het publiceren van De wonderlijke avonturen van Zebedeus. Zebedeus was Van Looy's literaire alter ego. Het verhaal verscheen vanaf 1896 in het Tweemaandelijksch Tijdschrift en vanaf 1909 in De nieuwe gids. In 1910 verscheen het eerste deel in boekvorm, het geheel werd pas in 1925 (ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de auteur) gepubliceerd.
Nieuwe bijlagen was een reeks jeugdherinneringen. Deze herinneringen verschenen in 1917 in boekvorm onder de titel Jaapje. Over Jaapje waren de kritieken onverdeeld enthousiast, het was een goede observatie en beschrijving van de belevenissen van een kind, duidelijk met een eigen plaats binnen de traditie.

Jacobus keerde terug in de stad van zijn jeugd in oktober 1907. Vanaf toen keerde Van Looy zich meer en meer af van het sociale leven, hij leefde samen met zijn vrouw in een tamelijk groot isolement. In 1913 lieten de Van Looys een eenvoudig maar voornaam huis bouwen in Haarlem, waarin de vele schilderijen en tekeningen een eigen plaats kregen.

Na het overlijden van Jacobus wijdde zijn vrouw de laatste jaren van haar leven aan het in ere houden van de nagedachtenis van haar man.
Hieruit resulteerde Tot het lezen in Jacobus van Looy, door zijn vrouw.
Kloos herinnerde zich: 'Van Looy is altijd geweest een tot in zijn diepste grond zuiver, ja in alles onkreukbaar maar daarom ook juist onbewust-behoedzaam, dus eer teruggetrokken lijken willend dan langdurig en bijzonder véél met en over anderen pratend mens.' Hiermee typeerde Kloos Van Looy goed. Jac van Looy zocht in zijn leven overal naar schoonheid. Hij werd hier diep door getroffen en verwerkte dat door te schrijven en te schilderen.

Publicaties
MA. Pit, Bibliographie van het werk vanJac. van Looy 1886-1925 (Maastricht 1926)

Literatuur

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto