Maandblad Oud-Utrecht, maart 1966, 39ste jaargang nummer 3
Ongetwijfeld heeft men in Soest en omstreken reeds lang de bijenteelt beoefend. De uitgestrekte heidevelden tussen Amersfoort, Leusden, Zeist en Soest leenden zich uitstekend voor het imkersbedrijf. Niet alleen de paars bloeiende, onafzienbare heide-was in augustus een dorado voor de bijen, doch ook de bloeiende, geurende boekweit op de Engen te Soest en Amersfoort.
De „rogge der armen" zoals ze spottenderwijs wel eens genoemd werd, was toentertijd een volksvoedsel bij uitnemendheid, dat door rationalisatie van de landbouwmethoden overal werd verdrongen door de rogge. De bijen hadden in de achter ons liggende eeuwen een grotere economische betekenis dan in onze tijd nu bijenhouden meer en meer
een liefhebberij is geworden, die niet zo zeer om het profijt wordt bedreven, maar bovenal om het plezier dat hieraan wordt beleefd door de imker, De bijen echter zijn uit de menselijke cultuur niet weg te denken; ze hebben er een belangrijk stempel op gedrukt [1].
Hoogtepunten der primitieve bijenteelt lagen in het Sticht in de 17e en 18e eeuw. Toen nam de imkerij gedurig toe en de overheid trof maatregelen pin ongewenste toestanden op dit gebied tegen te gaan. In een Placaat en Ordonnantie van de Ed. Mog. Heeren Staten s Lands van Utrecht, inhoudende ordre en regule, waarna de Bye-luyden haar in 't setten ende verplaatsen van hare immen en Byen sullen hebben te reguleren, in dato den 8 April MDCXIV, worden bepalingen opgenomen die thans nog als ongeschreven wetten gelden onder de huidige bijenhouders.
Tot op heden is het niet geoorloofd of hoogst onfatsoenlijk andermans bijen, wanneer zij zwermen en zich ergens vasthechten, zo maar te „scheppen" als de eigenaar bekend is of deze er een kenteken in de nabijheid heeft neergelegd, hetzij een zakdoek of een hoofddeksel (pet of hoed), een zeker teken dat hij even naar huis is om de "kieps" (= schepkorf) te halen.
Het lokken - korven bestrijken met honing waardoor vreemde bijen worden aangetrokken - is evenmin toegestaan. Voorheen werd de overtreder met straf bedreigd die de voorschriften en bepalingen niet na kwam of zich hiertegen verzette. Tegenwoordig spreekt men zijn misnoegen hierover uit en komt men in strijd met de erecode der imkers.
In het naburige Gooi hebben de Gooilanders meermalen om dezelfde regeling gevraagd, daar zij deze de meest wenselijke noemden. Wel een bewijs dat ook hier misbruiken zijn voorgekomen, die een wettelijke regeling eisten om ertegen te kunnen optreden. Tenslotte kregen ook zij een dergelijke regeling [2]. Omstreeks het midden van de vorige eeuw
ging de imkerij langzaarn achteruit; de gestadige stroom van goede importhoning naar Europa begon te vloeien, waartegen de vaderlandse imkerij zich maar moeilijk kon verweren.
De onafzienbare heidevlakten rondom Soest zijn verdwenen en doormee de schapen en de bijen uit het landschap. Weinig is er overgebleven dat ons hieraan herinnert. Op de Koninginnelaan nog een boerderij ,,De Bieënhof" geheten en in een oud Soester boerenwoninkje aan de Laanstraat gelegen - vroeger Achter den Eng troffen wij een tweetal
tegeltableaux aan „op de heerd", terweerszijden van de schoorsteen, die de herinnering bewaren aan de bloeitijd van de schapen- en bijenhouderij.
Het ene tegeltableau stelt voor de Heilige Ambrosius, de beschermheilige der imkers en bijenhouders. De legende wil, dat hij als kind met open mond lag te slapen in de hof- van zijn vader. Toen kwamen de bijen en droegen honing in zijn mond, (Volksverbeelding: de naam duidt op het zoet ambrozijn van zijn welsprekendheid [3]). De Heilige Ambrosius werd omstreeks 335 te Trier geboren als zoon van een prefect. In 373 werd hij stadhouder van Noord-ltalië en later koos men hem te Milaan als bisschop. Hij was een beroemd kerkleraar, organiseerde onder meer de liturgische kerkzang. Hij stierf in 397: kerkelijke feestdag: 7 december.
Het andere zestal tegels vertoont een herder niet zijn hond, zittende onder een boom, omringd door zijn schapen. De mangaankleurige tegels zijn naar schatting honderdvijftig jaar oud.
Zij zijn niet alleen een herinnering maar ook een bewijs hoe de schapenhouderij en de bijenteelt in het oude Soest in eer en aanzien stond, vooral bij de kleine boeren, die „Achter Den Eng" woonden. Zij toch behoorden tot de keuterboeren, die er geen of een schraal, mager koebeestje op na hielden en het voornamelijk moesten hebben van wat de schapen en de bijen opbrachten. Eén koetje was al een heel bezit. Een weide of eert maat bad nirn niet en men liet het beest langs de bermkant grazen: „benen tangs kaante en raande", zoals de oude Soesders nog zeggen.
Versierden de grote boeren die in de Birk of aan de Brink woonden hun heerd - doorgaans de pronkkamer - met landelijke taferelen: boeren en boerinnen met paarden en koeien, honden en katten, heiligen en andere bijbelse voorstellingen (Christus aan het kruis; het laatste avondmaal etc.), zo niet de kleine boer, die dagelijks verkeerde met zijn schapen en bijen en die hieraan ook herinnerd wilde worden als hij met zijn gezin na gedane dagtaak of 's winters wanneer er weinig werk te doen viel, met zijn gezin aanzat rondom liet open vuur op zijn „heerd".
Engelbert Heupers
NOTEN:
[1] Adriaan fluter, In en out het iemensehoer. Oost-Nederlands bijenteelt vroeger en nu. Enschede z.j.
[2] Dr. A. C. J. de Vrankrijker. Naerdincklant. Den Haag z.j.
[3] K. ter Laan. Folkloristisch Woordenboek van Nederland en Vlaams België, 's-Gravenhage 1949.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.