Dit artikel is eerder in 1965 verschenen in het Maandblad Oud-Utrecht.
Eén van de oudste woonhuizen in Soest - zo niet het oudste - is het cafe annex boerderij-veerhuis, staande aan de Kleine Melm te Soest aan de linkeroever van de rivier de Eem. De muurijzers in de voorgevel vormen samen het jaarcijfer 1681, waaruit mag worden geconcludeerd dat het in genoemd jaar werd gebouwd. Zekerheid hadden wij hierover allerminst, daar nadere gegevens omtrent dit oude huis ontbraken al vonden wij wel enkele aantekeningen in „de uitsettingh van Huijsgeld over Soest verschenen Victorsi 1644-1645 e.v., waarin „de nieuwe huyzinge opde stortplaats op de kleyne melm" wordt vermeld. [1]
In het Resolutieboek van den Dorpe van Soest beginnende met den Jaare 1601 en Eyndigende met den Jaare 1684, no 48 troffen wij een notulering aan van het Geregt van Soest, die als de stichtingsacte van dit huis kan worden beschouwd en waaruit blijkt dat Joffer Jacoba Victoria Bartholotti van den Heuvel! (1640-1718) een belangrijk aandeel heeft gehad in de bouw van de herberg op de kleine, of nieuwe Melm te Soest en die wij hier in extenso laten volgen. [2]
Alsoo Juffr Jacoba Victoria Bartholotti van den Heuvell genegen was om op den nieuwe Melm te timmeren en oock een herberg te maecken So ist dat de voorsch Juffr op de 4e july 1681 heeft tot hare huyse versocht het gantsche Gerecht van Soest om met deselve in accoort te gaan over het Logijs gelt overmits het tegenwoordigh een ijdel ende leedigen plaets is. ende het selve by die van Gerechte oock is verstaen ende gelet op het voordeel in 't toecomende van het Dorp, soo ist. dat den Buermr geassisteett met het gantsche Gerecht met die voorsch juffr in accoort zijn gegaen, dat haer E. naer haer Contentement een bequame Herbergh op den voorz: nieuwe Melm mach stellen waer voor hij haer Ed: niet meer int Logijsgelt sal betalen voor den tijdt van twaelf naestvolgende jaeren ieder jaer de Somme van seven gul tien Stuijvers, welcke Jaren haer aenvanck sullen nemen, soo haest aldaer op de Nieuwe Melm eenige Luijden sullen komen te woonen. onder Conditien dat de weert ofte Herbergier, dewelcke op die voorsch nieuwe Melm sal comen te woonen niet sal vermogen eenige jongh Spullen uijt te doen roepen, maar hem sal mogen ende oock moeten behelpen met die gaende ende komende man. dewelcke hem tot alien tijden soude mogen toe comen, op welcke voors Conditien parthijen het selve willen voltrecken, waer voor parthijen ieder in sijn qualite verbinden haer persoon code goedwil den selven subject stellende.
Den E.d.: Hove van Utrecht, mitsgaders het Gerecht van Baern cum suis. ende alle anderen Heeren Hoven Rechten ende Gerechten in oirconden der waerheijt is deese bij parthijen respective onderteyckent op den 1 july 1681 en was onder teyckent Jacoba Victoria Bartholottij, Dirck Reijerse, Claes Zegertsz Schouten, Marten Hendriksz.,Thonis Jansz, Harmen Stenwijck, Cornelis Meeusz, Gerrit Tomasz, Aert huybertsz Hendrick Wulfertsz.
Juffer Bartholotti moet in haar tijd al een voortvarende vrouw zijn geweest, die zich interesseerde voor vele zaken aangaande het beleid en bestuur van de gemeente Soest, waaraan vrouwen toendertijd nog lang niet aan toe waren. Het getuigt van een niet geringe intelligentie en belangstelling voor de dagelijkse gang van het leven in haar woonplaats en stelt haar boven andere vrouwen van haar tijd. Integenstelling hiermee wordt veel kwaad van haar gesproken. Door allerlei „liefdesavonturen" en haar onbeheerst karakter genoot zij geen al te beste reputatie. Constantijn Huygens jr. in zijn „journaelen" en Coenraad Droste in zijn „Overblijfsels van Gehenehenis" vertellen bedenkelijke dingen van haar. Deze verhalen drongen zelfs door tot het stadhouderlijk hof en in die kringen maakte men er grapjes over.
Toen zij al ver in de veertig was huwde zij met de amsterdamse burgemeester en staatsman Koenraad van Beuningen (1622-1692), die al 64 jaar was en zelf ook geen onbesproken verleden achter de rug had. Het huwelijk kon eerst geen voortgang hebben, want Van Beuningen had tegenover twee andere juffers verbintenissen aangegaan, die een huwelijk in de weg stonden. Huygens jr., tijdgenoot van juffer Bartholotti. die door Willem Ill tot zijn secretaris werd benoemd, stelde veel belang in allerlei nesterijen, die men vindt in zijn „Journaelen", de chronique scandaleuse van zijn tijd en deze vermeldt het gerucht dat de doortastende bruit! deze moeilijkheden zou hebben
opgelost door de pretenties van één dier dames, de huishoudster van Van Beuningen, Madame d'Allonge, zonder meer af te kopen.
In 1686 kwam het huwelijk tussen Koenraad van Beuningen met jonkv Jacoba Victoria Bartholotti van den Heuvell tot stand, die toen al. 46 jaar was. [3] Al twee jaar na het sluiten hiervan moest de bejaarde echtgenoot wegens toenemende verstandsverbijstering onder curatele van zijn vrouw en bloedverwanten worden gesteld. Zijn neiging tot bespiegelen werd meer en meer van ziekelijke aard. Tenslotte werd hij in zijn eigen huis (zijn vrouw had hem verlaten) bewaakt door mensen, die geen begrip voor zijn toestand hadden en hem kwelden. Verlaten stierf Van Beuningen, de man, die tal van hoge posten had vervuld: zes maal was hij burgemeester van Amsterdam geweest, met vele zendingen belast; curator der hogeschool te Leiden en bewindhebber der O.I.C. In 1693 overleed hij.
Juffer Bartholotti die 's winters te Amsterdam verblijf hield en de zomermaanden te Soest op haar buiten Heuvel-en-Daal doorbracht vestigde zich na de episode Van Beuningen voor goed op de van haar vader geërfde buitenplaats. Dit betekende niet, dat er aan haar „galante avonturen" een einde kwam. Nog lang heeft zij van zich doen spreken. Zij schijnt het leven op Heuvel-en-Daal gesteld te hebben boven het Ouderlijk huis aan de Herengracht te Amsterdam. Zij overleed te Soest op 22 oktober 1718 op 78-jarige leeftijd en werd vermoedelijk in de Oude kerk te Soest begraven:
Een van de tien wapen- en rouwborden in de Soester kerk vermeldt de naam Bartholotti. Dit bord heeft betrekking op Jacoba Victoria van den Heuvell weduwe van Coenraad van Bettningen en dochter van Guillaume van den Heuvell en Jacoba van Erp. Guillaume van den Heuvell, haar vader, had vanwege een legaat de naam en het wapen geadopteerd van een aangehuwde oom van lombardische afkomst. Het hoofdwapenschild bestaat uit een rond alliantie-wapen, d.w.z. een combinatie van de twee familiewapens,
Van Beuningen X Bartholotti van den Heuvell en de kwartieren [4]
Bartholotti van den Heuvell Erp
Thibout Jong van Vels
Boubay De Bittere
Nispen Sloten
Montfort. Kessel
K. van Rubroeck Schoten
Offema (lees Ossema) Oems v. W.
Teylinge Meppe V. S.
22 octob. 1718.
Het wapen Bartholotti van den Heuvell is vrij ingewikkeld te noemen. Het is gevierendeeld, vertoont (Ins vier wapens, waarvan twee schuins tegenover elkaar hetzelfde zijn: dus eigenlijk twee maal twee wapens. Het ene heelt een rode ondergrond met in het midden een zilveren horizontale dwarsbalk en ill het hart van het wapen een kleiner wapentje, namelijk dat van het geslacht Van den Heuvell: een gouden keper op een /wane ondergrond. Op het andere prijkt, eveneens op rode ondergrond. een . gottden leeuw met een horizontale dwarsbalk boven zijn kop en in die dwarsbalk drie gouden lelies. Aan de bovenzijde van het g-diM een blauwe liggende balk of strook, waarin (Inc gouden lelies.
In de kerk moet ook nog een gebrandschilderd raam zijn geweest, dat naast elkaar de wapens van Bartholotti van den Heuvell en van Van Erp vertoonde, alsmede boven elk van beide het jaartal 1675. Het wapen van Van Erp bestaat uit een rood en zilver geblokt St. Andrieskruis (X) op een zwarte ondergrond.
Ter gelegenheid van welk feit dit glas is aangebracht, is niet bekend, maar het is blijkbaar aan facolitt Victoria's vader en moeder gewijd geweest. Dit raam is helaas verloren gegaan. Tijdens de restauratie werkzaamheden voor enige jaren vonden wij kleine gebrandschilderde scherven, die wellicht afkomstig waren van dit fraai gekleurde raam. Ten onrechte wordt lye! eens beweerd dat deze wapenborden in de hervormde kerk van Soest van aanziettelijke Soester geslachten zouden zijn, maar dit is onjuist. De door de wapenborden in de kerk gerepresenteerde personen hadden met Soest slechts een toevallige en voorbijgaande relatie,het waren meest adellijke of patriciërs, grootgrondbezitters uit de grote steden, die hier een buitenplaats of zomerverblijf hadden, zoals met Joffr Bartholotti het geval was.
Kleine Melm met veerhuis te Soest in de 18e eeuw
Het stellen van een herberg op de kleine- of nieuwe Melm aan de Eem was geen zaak waar joffer Bartholotti het alleen voor het. zeggen had, al zal haar financiële bijdrage niet gering zijn geweest. Op het eerste .gezicht lijkt het wel dat zij, het gerecht van Soest, i.c. het gemeentebestuur naar haar hand zet, doch dit is niet helemaal juist. En al had de juffer voor haar gunstige voorwaarden weten af te dwingen, namelijk het niet meer betalen van „'t Logijsgelt" voor de tijd van twaalf jaren, het gerecht van Soest was wel degelijk geïnteresseerd wie in de nieuw op te trekken herbergier of waard zou worden. Het toenmalige gemeentebestuur zegt, dat zij hun „Conditién stellen dat „de weert ofte Herbergier", die de herberg zal betrekken te goeder naam en faam bekend zal moeten staan. Hij zal niet mogen „jongh Spullen ttijt te doen roepen", d.w.z. geen gelagen zetten aan jonge
mensen die daardoor moeilijkheden konden veroorzaken.
De Soester overheid wenste in de eerste plaats, dat de reizigers geen overlast werden aangedaan wanneer zij in de herberg vertoefden. De waard of weert „zal zich moeten behelpen met die gaende ende komende man". Hieruit blijkt, dat het accent werd gelegd op „het herbergen; het overnachten" en het schenken van .bier en wijn, (Ins de tapperij niet op de eerste plaats kwam al zal de reiziger in die tijd verversingen gebruikt hebben. De herberg op de nieuwe Melm was hoofdzakelijk bestemd voor reizigers van allerlei aard, die te voet of per schip hier arriveerden. De „weert ofte Herbergier" moest zijn een achtbaar persoon, die de overheid was toegedaan. Bij alle waardering, die men in die tijden voor een beroepswaard koesterde bleef de overheid toch steeds op haar hoede [5], wel wetende wat men kon verwachten in een herberg.
In het accoord tussen het gerecht van Soest en Juffer Bartholotti komt dit duidelijk naar voren. Niet zij benoemt de waard doch deze wordt aangesteld door het Gerecht naar wiens voorschriften hij zich zal moeten richten. Wie of de eerste herbergier op de nieuw meIm is geweest is niet bekend al deden wij hierna wel naspeuringen. In de loop der tijden is de functie van de herbergier wel veranderd.
Naast dit beroep zal hij /eer zeker als veerman dienst hebben gedaan om reizigers de rivier de Eem over te zetten, daar de kleine Melmi als overzetveer tussen Hoogland en Soest hoe langer hoe meer benut werd. Als herberg verloor zij aan aanzien Met als tapperij, want een café waar bier en andere licht alcoholische dranken geschonken worden aan de komende en gaande man is het gebleven, tot de dag van vandaag toe. In de oorlogsdagen van mei in 1940 hing haar voortbestaan aan het bekende zijden draadje. De bewoners waren reeds geevacueerd naar Noord-Holland en eenzaam en verlaten stond het huis in het schootsveld van het geschut, nochtans overleefde het de oorlog.
Om voor ons onbekende oorzaken decide zij niet in het lot van zovele boerderijen en huizen in het naburige Hoogland, die om die reden werden platgebrand en in de as gelegd.
Thans wordt de mule herberg bewoond door \Villein van den Heuvel, alias „zwarte Willem", die als veerman, a la raison van 20 cent per keer u naar de overkant brengt. Het oude aanzien van de herberg is wel bewaard gebleven al heeft men een geheel nieuw gedeelte hieraan bijgebouwd. 'Wel is getracht het nieuwe gebouwde in dezelfde stijl te houden, doch na de voltooiing bleek dat oud en nieuw hier niet met elkaar harmonieren, zonder dat echter van een verminking kan worden gesproken.
E. HEUPERS.
NOTEN:
[1] Zie: Oud-Utrecht jig. 1964, blz. 13 e.v.,
[2] Oud-archief getneente Soest, no. 83,
[3] Nieuw Nederlandseh Biografisch Woordenboek. Dl. VII. blz. 118 e.v..
[4] Genealogische en Heraldische gedenkwaardigheden in en uit de Kerken der Provincie Utrecht, beschreven door mr. P. C. Bloys van Treslong Prins, Utrecht, 1919.
[5] B. H. A. Hermesdorf, De herberg in de Nederlanden. Een blik in de beschavingsgeschiedenis. Assen 1957,
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.