Uit: "Utrechtse biografieën, Het Eemland 2", levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Eemlanders (1999)
geneesheer
door G.J.M. Derks
Franciscus Kuijper werd op 3 november 1808 geboren in Baarn en overleed op 18 februari 1878 in Soest. Hij was de enige zoon van Arnoldus Kuijper, kleermaker, en Elisabeth Nepshagen. Frans Kuijper trouwde voor de eerste maal op 2 februari 1833 in Baarn met Elisabeth Francisca Pen. Na haar overlijden hertrouwde hij op 27 oktober 1859 in Amsterdam met Charlotte Woldina Maria Slaghek. Hij werd vader van zes zoons.
Gedurende ruim 45 jaren werkte Frans Kuijper als geneesheer in Soest.
Als geneesheer van de Commissie van Weldadigheid en de gemeente Soest heeft hij zich in het bijzonder ingezet voor de zieken onder de arme inwoners van Soest. Vooral onder de katholieke bevolking was dokter Kuijper zeer populair. Het is onbekend hoe Frans Kuijper — als kleermakerszoon toch van betrekkelijk eenvoudige komaf— in de gelegenheid werd gesteld om aan de universiteit een studie medicijnen te gaan volgen.
Zijn vader, Arnoldus of Aart Kuijper (1762-1829) en grootvader, Bernardus Harmensz Kuijper (ca 1700-1779) alias Berend de Snijder, waren kleermaker in Baarn. Zijn moeder, Elisabeth Nepshagen, was afkomstig van Neuenhaus in Duitsland. Aart Kuijper was behalve kleermaker ook winkelier en woonde met zijn gezin aan de Brink in Boom, vermoedelijk naast het latere hotel Velaars. Het gezin telde slechts twee kinderen. Elisabeth Nepshagen overleed in mei 1817: Frans was toen slechts acht jaar oud, zijn zusje elf.
Reeds op school moet men in de gaten hebben gehad dat Frans geen dom kereltje was en het met een degelijke scholing nog ver zou kunnen brengen. Deze goede opleiding werd hem gegund. In 1826 werd hij als student in de medicijnen ingeschreven aan de universiteit van Utrecht.
Zijn studie verliep voorspoedig. Zes jaar later promoveerde hij. Aart Kuijper heeft de succesvolle afronding van de studie van zijn zoon niet meer kunnen meemaken. Hij overleed in 1829. Zijn nalatenschap omvatte slechts een huis en schuur met een stukje grond aan de Brink in Baarn. Zijn dochter Cornelia trouwde twee maanden na zijn dood met de timmerman Cornelis Hoogeboom en bleef vermoedelijk in het ouderlijk huis wonen.
Na zijn studie — ten tij de van het ontstaan van de onlusten in België — meldde Frans zich als vrijwilliger aan. Hij werd aangesteld als aide-chirurgijn majoor in 's lands dienst bij een van de militaire hospitalen in Amsterdam Voor de Nationale Militie — waarvoor hij in 1827 in Baarn was ingeschreven— werd hij nooit opgeroepen. Door deze inschrijving is wel zijn signalement bekend: lengte I el, 7 palmen, 4 duimen en 3 strepen (ong. 1,5 m), ova al aangezicht, rond voorhoofd en ovale kin, bruin haar, blauwe ogen, gewone neus en kleine mond. Vanuit Amsterdam solliciteerde Frans Kuijper naar de functie van medicinae doctor en heelmeester bij de in 1818 ingestelde Commissie van Weldadigheid in de gemeente Soest, waarvan prinses Anna Paulowna beschermvrouwe was. De commissie was in het leven geroepen ter ondersteuning van zieken, gekwetsten of noodlijdenden, weduwen en wezen, behoeftige kraamvrouwen en alle hulpbehoevende ingezetenen van de gemeente, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte. Behalve met het traktement van 400 gulden en nog eens mo gulden als medicinae doctor van de gemeente Soest, werden geïnteresseerden gelokt met het argument dat 'de aangenaamheid van het kwartier en eene volkrijken bewoning' de 'besten uitzigten' gaven op een solide praktijk. Van de kandidaten bleek Kuijper de beste kaarten te hebben. Hij was nog jong, had de vereiste diploma's en was bovendien uit de directe omgeving afkomstig.
Op i juli 1832 begon Kuijper aan zijn gewichtige taak. De bewaard gebleven instructie geeft enige indruk van de te verrichten werkzaamheden. Van de nieuwe dokter werd verwacht dat hij met geduld en zachtmoedigheid de aan zijn zorg toevertrouwde behoeftigen behandelde, hun dagelijks op gepaste uren bezocht en van medicijnen of andere noodwendigheden voorzag, en op de spoedigsten wijze trachtte te genezen. De dokter diende voorts een goed ingerichte apotheek te houden, alle arme personen of kinderen gratis te vaccineren en kraamvrouwen na de bevalling geneeskundige hulp te verlenen. De bewegingsvrijheid van de dokter werd ingeperkt: hij mocht de gemeente niet langer dan één dag verlaten zonder daarvan de commissie op de hoogte te stellen en zonder vo or de belangen van de zieken te hebben gezorgd!
Nog geen jaar na zijn aanstelling trad Kuijper in het huwelijk met Elisabeth Francisca Pen, dochter van Harmen Pen, landbouwer en logementhouder in Soestdijk en Maria Elisabeth Schimmel. Als dorpsgenote was zij geen onbekende voor hem. Bovendien was zij een nicht van zijn zwager Cornelis Hoogeboom. Uit het huwelijk werden tussen 1834 en 1841 vijf zoons geboren, waarvan de tweede zoon ma ar ruim een jaar oud is geworden. Blijkens de geboorteakten van hun kinderen woonden zij aan het zogenaamde Lange Eind. Mogelijk huurden zij er de woning en praktijk van zijn voorganger dokter Dirk Frederik van der Pant, die naar Rotterdam was vertrokken. In ieder geval had Frans met het tekenen van zijn contract ook de verplichting op zich genomen om zich in het centrum van de gemeente te vestigen.
Na ongeveer tien jaar hard werken en sparen kocht dokter Kuijper van Hendrik Ebbenhorst en Teunis Hassing enig bouwland aan de straatweg, in de hoek tussen de huidige Van Weedestraat en Lindenlaan.
Op dit land liet hij een riante villa bouwen met een afzonderlijke koetsierswoning, koetshuis, stalling, schuur en hooiberg. De jaren geleden afgebroken villa — volgens de overleveringen Lindenhof genaamd — was voorzien van diverse woon- en slaapvertrekken, alsmede een keuken, mangelkamer, kelder, studeerkamer, apotheek en zelf een biljartkamer. Het koetshuis bood onderdak aan een drietal groen geschilderde barouchetten, lichte luxe-rijtuigen, waarmee dokter Kuijper zich naar op grotere afstand wonende patiënten liet rijden. Bij de villa hoorde een grote tuin, beplant met allerlei gewassen en voorzien van broeibakken.
De tuin werd onderhouden door de tuinman Nicolaas Sukel, die vermoedelijk tevens koetsier was en een klein agrarisch bedrijfje had.
Dokter Kuijper was in de loop der jaren zeer geliefd geworden onder de inwoners van Soest. Het vertrouwen in de dokter ging zelfs zover dat aan het begin van het jolt- 1849 een aantal katholieke ingezetenen hem graag als de nieuwe burgemeester van Soest benoemd zagen. Volgens diverse ingezetenen was de zittende burgemeester Steyn van Hensbroek wegens `hooge jaren' niet langer geschikt vo or zijn functie. Kuijper deed in 1849 een gooi naar het burgemeesterschap, maar Steyn van Hensbroek bleef zitten. Toen hij later wegens 'verzwakking van zijn ‘gezigt' om eervol ontslag vroeg, werd in zijn plaats Pieter Gallenkamp Pels benoemd. Pels was weliswaar katholiek, maar de Soestenaren kregen maar gedeeltelijk hun zin.
In de zomer van 1851 werd dokter Kuijper weduwnaar. Met behulp van de uit Den Haag afkomstige huishoudster Louise Christina Antoinetta Rippens bleef het gezin draaien. Zij vertrok naar Ommen toen dokter Kuijper ruim acht j aar later in Amsterdam in het huwelijk trad met de 34 jaar oude Charlotte Woldina Maria Slaghek. Zij was weduwe van de muzikaal zeer begaafde toondichter Lambertus Johannes Alberdingk Thijm (1823-1854). Haar zwager was Josephus Albertus Alberdingk Thijm (1820-1889), de bekende Nederlandse dichter, prozaïst, estheticus en vurig strijder voor de culturele emancipatie der katholieken. Onduidelijk is hoe dokter Kuijper in deze kringen verzeild was geraakt. Aangezien vele gefortuneerde Amsterdammers een zomerverblijf in Soest hadden is het zeer wel denkbaar dat zich daaronder goede kennissen van de families Slaghek of Alberdingk Thijm hebb en bevonden.
Bij Charlotte Slaghek— die de vier dochters uit haar eerste huwelijk mee naar Soest bracht — kreeg dokter Kuijper in 1860 nog één zoon, die de namen Lambertus Johannes kreeg, naar de overleden eerste echtgenoot van Charlotte. Nog datzelfde jaar kwam de 20-jarige Antoinetta Kool vanuit Amsterdam naar Soest om als gouvernante in het gezin van dokter Kuijper te komen werken. Het tweede huwelijk van dokter Kuijper heeft ruim 18 jaar geduurd. Over deze periode is behalve het overlijden van zijn oudste stiefdochter in 1865 weinig te melden.
Na ruim 45 jaar gewerkt te hebben in dienst van de Commissie van Weldadigheid en de gemeente Soest kwam een einde aan het arbeidzame leven van dokter Kuijper. Op 18 februari 1878, 's avonds om half negen, overleed hij. Zijn leven had vooral in het teken gestaan van de ondersteuning van de behoeftige en zieke mens. Geheel in deze geest werden zijn kleren na zijn dood door zijn weduwe en zoons geschonken aan de armen! De na zijn overlijden op gemaakte inventaris van de boedel bracht nog een wetenswaardigheid aan het licht. De dokter en zijn vrouw speelden mee in de staatsloterij. Dit feit was vermoedelijk nooit vastgelegd, ware het niet dat vlak voor de dood van Frans Kuijper op zijn lot een prijs was gevallen van maar liefst 837 gulden, vo or die tijd een aanzienlijk bedrag. Hij heeft er zelfechter niet meer van kunnen genieten.
De weduwe Kuijper-Slaghek bleef tot haar dood in 1901 met haar zoon en twee van haar dochters de villa Lindenhof bewonen. Twee zoons volgden vaders voetsporen en werden arts. Een derde zoon was bijna 25 jaar wethouder in Soest.
Archivalia
GA Soest, archieven van de gemeente Soest 1812-1928, Archief commissie van Weldadigheid; HUA, notariële archieven, memories van successie
Literatuur
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.