Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Hilhorst, Dirkje (vroedvrouw, tapster)

Uit: "Utrechtse biografieën, Het Eemland deel 1", levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Eemlanders.Uitgegeven in 1998.

DIRKJE HILHORST (1824-1906)

vroedvrouw en tapster

Auteur: A.M. Reichgelt

Dirkje Hilhorst werd geboren op 21 augustus 1824. Haar vader was Jan Hilhorst, van beroep daghuurder, wonende in de Teut (het gebied tussen Teutsteeg, tegenwoordig Korte Melmweg, Van Weedestraat en Korte Brinkweg). Haar moeder was Jannetje Staal. Op 20 november 1852 trad zij in het huwelijk met Johannes Bosboom, kortweg Hannes, dagloner in Soest. Later wordt in het bevolkingsregister als zijn beroep opgegeven tapper. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren.
Dirkje overleed in Soest op 82-jarige leeftijd op 25 oktober 1906.
In 1825 kochten Dirkjes ouders een huis aan de huidige Burgemeester Grothestraat. Dit huis zou in de familie blijven gedurende de rest van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw. Dirkje en haar man Johannes kochten in juli 1862 zes/zevende deel van dit huis voor 675 gulden uit het erfdeel van de broers en zussen van Dirkje. Het echtpaar dreef er een tapnering, die Dirkje na de dood van Johannes in 1875 voortzette. Ze zal bij de drukke werkzaamheden steun gehad hebben van hair inwonende zuster Maria (Mietje) en de oudste kinderen die inmiddels al volwassen waren.

In 1851 moest er een opvolger komen voor de heelmeester en verloskundige in dienst van de gemeente, F. Bouwdijk Bastiaanse. De verloskundige had tot taak op last van de burgemeester behoeftige kraamvrouwen hulp te verlenen. Hiervoor kreeg hij een honorarium van de gemeente.
De Commissie van Weldadigheid in Soest, door prinses Anna Paulowna in 1818 ingesteld, hield zich met de armenzorg bezig en de kraamzorg voor de armen behoorde tot haar takenpakket. De Commissie, die uit een aantal notabelen bestond, zat kennelijk niet op een lijn met het gemeentebestuur. Ze sprak er namelijk haar bezorgdheid over uit dat door de (provinciale) Geneeskundige Commissie van Toevoorzigt werd aangedrongen op de aanstelling van een vroedvrouw in plaats van een heelmeester en verloskundige. Hoewel de Commissie zich realiseerde dat ze niet het minste recht had om een keuze van de gemeenteraad iets in de weg te leggen, hoopte ze dat de raad de wijsheid zou hebben om de bestaande vacature weer door een heelmeester en verloskundige (dus een man) op te doen vullen. De raad had het moeilijk met deze tegenovergestelde adviezen. Het raadslid T. Kuijer kwam met het compromisvoorstel om zowel een heelmeester en verloskundige als een vroedvrouw aan te stellen. Hiermee zou men toch aan de Provinciale Commissie tegemoet komen door de inwoners de keuze laten. De raad besloot uiteindelijk de aanstelling van Dirkje Hilhorst tot vroedvrouw van de gemeente aan te houden tot zij daartoe geëxamineerd en bekwaam was.

Volgens eigen zeggen was Dirkje vanaf I 853 als vroedvrouw werkzaam in dienst van de heel- en verloskundige. Zij zou nog een lange weg te gaan hebben voor ze haar aanstelling als gemeentelijke vroedvrouw kreeg. Zeven jaar later richtte Dirkje zich met een verzoekschrift tot het gemeentebestuur om als vroedvrouw in dienst van de gemeente een toelage te krijgen: 'Het is den Wel Edel Achtbaren Raden bekend dat ik gedurende zeven jaren als dorpsvroedvrouw in bovengenoemde Gemeente in functie ben geweest en alle noodlijdenden gereedelijk geholpen heb. Daar ik echter thans gehuwd zijnde, evenwel gaarne mijne praktijk wilde blijven uitoefenen, dat aan vele stoornissen in mijn huishouden verbonden is, zoo zoude ik gaarne zien dat de Wel Edel Achtbare Raden mij, even als mijne voorgangster en als de vroedvrouwen in de naburige gemeenten eene toelaag hiervoor toekenden, opdat bovengenoemde stoornissen hierdoor eenigszins verzacht worden'.

Ze heeft de brief zelf ondertekend, maar aan het handschrift en stijl te beoordelen niet zelfgeschreven. Handschrift en spelling van de eigenhandig geschreven declaraties die ze in later jaren bij de Commissie van Weldadigheid indiende laten zien dat voor haar het schrijven — zoals voor de meeste mensen in die rijd — geen dagelijks werk was. In haar declaratie is de spelling van de namen van de maanden (veberwarie) fonetisch. Haar verzoekschrift is duidelijk van een andere hand, misschien wel die van de onderwijzer van de dorpsschool. Ook hij was in dienst van de gemeente en de Commissie van Weldadigheid. Het verzoek werd ingewilligd. Als vervangster van de vroedmeester kreeg Dirkje voortaan 10 gulden per jaar. Ter vergelijking: de vroedvrouw in Soesterberg ontving 40 gulden.

Vijfjaar later verzocht Dirkje om verhoging van de toelage. In de toelichting van de burgemeester bij het voorstel aan de raad valt te lezen hoe de situatie in het verleden was ontstaan. In 1851 had men bij de aanstelling van de nieuwe vroedmeester, A.M. Rornijn, besloten zijn jaarwedde te verhogen van Ioo tot 15o gulden. Die verhoging moest echter gekort worden op de toelage van de toenmalige vroedvrouw, Adriana Rijnders. Dat werd billijk geacht omdat die vanwege haar hoge ouderdom niet meer in staat was bevallingen te doen. Nu echter - zoals bleek uit de aangiften bij de burgerlijke stand — nam Dirkje een aanzienlijk deel van de bevallingen voor haar rekening 'en wel vooral onder den minderen en behoeftigen stand'.
De jaarwedde werd verhoogd tot veertig gulden. Pas toen was er sprake van een definitieve aanstelling. Het gemeentebestuur wenste er echter niet meer geld aan uit geven en bracht 40 gulden in mindering op de jaarwedde van de vroedmeester.

De heel- en vroedmeester Romijn protesteerde scherp. Hij had nooit verlossingen van behoeftigen afgewezen. Als ze de hulp van Dirkje inriepen dan was dat uit eigen keuze. Ook had hij haar voor de bevallingen — naar eigen zeggen — billijk beloond. Uiteindelijk zou hij zich bij de situatie neerleggen. Om gezondheidsredenen diende hij echter in 1869 bij de gemeente en de Commissie van Weldadigheid zijn ontslag in. Hij bleef nog tot het volgend voorjaar in functie totdat er een opvolger gevonden zou zijn, maar de Commissie benoemde geen opvolger. Dirkje werd de officiële vroedvrouw van de Commissie in tegenstelling tot Romijn kreeg ze geen jaarlijks traktement maar 2 gulden per verlossing. Bij complicaties werd de hulp van een arts ingeroepen ('consulent bij buitengewone verlossingen'). De beschermheer der Commissie, prins Hendrik, kon zich hiermee verenigen.

Dirkje had inmiddels de wegen naar betere beloning ontdekt. In 1875 diende ze een verzoek in bij het gemeentebestuur om verhoging van haar traktement. Het resulteerde in een gratificatie op grond van haar vervanging van de vroedvrouw en de heel- en vroedmeester van Soesterberg. Een jaar later volgde een nieuw verzoek om verhoging tot 150 gulden. Dit werd gehonoreerd met de bepaling dat er voortaan geen gratificatie gegeven zou worden. Het valt op dat het gemeentebestuur iedere keer weer probeerde om quitte te spelen. Tot prins Hendrik richtte ze rechtstreeks een verzoek om verhoging van de betalingen door de Commissie van Weldadigheid omdat 'zij sedert 23 jaar in de gemeente als vroedvrouw gevestigd zijnde, steeds de goedkeuring der heeren Geneeskundigen mogt verwerven dat sedert ruim een jaar hare man is komen te overlijden, haar nalatende zeven kinderen, waarvan de oudste ruim 20 jaren oud is dat de toenemende duurte van levensmiddelen haar bereids noopte van de leden der Commissie van Weldadigheid alhier, te verzoeken eene verhoging van salaris voor de verlossingen van kraamvrouwen dat zij thans slechts geniet f 2,- voor iedere verlossing; dat zij somwijlen daarvoor twee dagen en twee nachten heeft te vertoeven in hutten waarde grootste armoede heerst'. In de kantlijn heeft de prins eigenhandig geschreven: 'zoo mogelijk dit toestaan'. Voor de Commissie was deze wenk duidelijk. Voortaan kreeg Dirkje van de Commissie drie gulden per verlossing. In 1879 kreeg ze van het gemeentebestuur bovendien nog een gratificatie van 25 gulden vanwege haar 25-jarig jubileum als vroedvrouw.

Op het eind van haar loopbaan werd Dirkjes jaarwedde als nog verhoogd tot 200 gulden. In de praktijk kreeg zij dit al, omdat zij naast haar jaarwedde van 150 gulden een gratificatie van 50 gulden ontving. De burgemeester was kennelijk van oordeel dat een verhoging van de jaarwedde een vereiste was om straks een opvolgster te kunnen aantrekken.
Met ingang van I januari 1900 werd eervol ontslag verleend op eigen verzoek. Tevens werd een nieuwe instructie voor de vroedvrouw opgesteld. De nieuwe vroedvrouw werd een paar maanden later aangesteld tegen een jaarwedde die inmiddels nog eens opgehoogd was tot 300 gulden omdat men anders geen geschikte kandidaat kon krijgen.

Ds Bos, jarenlang secretaris van de Commissie, schreef in 1907: 'Na hem [Romijn] wederom eene vroedvrouw aangesteld, namelijk Dirkje Hilhorst, weduwe van Jan Bosboom, in de wandeling eenvoudig "Dirkje" geheeten. Haar werd f 2,- per verlossing toegekend ... Zij legde deze betrekking neer op i januari 1900, en overleed op 25 October 1906, 82 jaren oud'. Hoewel de heren van Commissie van Weldadigheid en het gemeentebestuur haar verdiensten volledig erkenden is de beloning ook op het laatst zuinig geweest. Gedurende een halve eeuw heeft ze praktisch alle kinderen in Soest ter wereld geholpen en daarnaast nog een florerend cafébedrijf gerund. Nog een halve eeuw zouden haar kinderen en haar kleinzoon op dezelfde plaats een café en restaurant uitbaten, eerst haar dochters, de gezusters Johanna en Hendrika en vervolgens haar kleinzoon Johannes Gerardus (zoon van haar zoon Evert, Gart ('de grootste afnemer was hijzelf). In deze eeuw zou het pand een aantal keren uitgebreid worden.

Archivalia
GA Soest, Burgerlijke Stand, kadaster, Gemeenteraadsarchief, Archief Commissie van Weldadigheid, Manuscript Ds Bos, Adresboeken, Archief Planologie en Bouwzaken; HUA, Notarieel archief Steijn van Hensbroek

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto