Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

De maires van Soest

Deze bijdrage is eerder in 1963 verschenen in het Maandblad "Oud Utrecht".
Auteur E. Heupers

Op 9 juli 1810 is op last van Napoleon het kleine Holland bij het grote franse rijk ingelijfd. Het daartoe strekkende decreet, enigszins gewijzigd werd den 8ste juli getekend, dateerde van de 9e en de bekendmaking in de "Moniteur" volgde op 10 juli [1].
Het bevatte alle dertien artikelen en verklaarde Holland met het keizerrijk verenigd. Het hollandse bestuur wordt vooralsnog gehandhaafd: het wordt slechts onder een nieuw hoofd gesteld. De 18e oktober verschijnt het grote decreet waarbij het bestuur over de hollandse departementen geregeld worden en het dorpje Soest, dat op genoemd tijdstip - nu 150 jaar geleden - slechts 1500 inwoners telt, wordt op zijn frans aangeduid: voortaan heette het „la Commune de Zoest''. Het behoorde tot het Departement du Zuiderzee, Arrondissement d'Amersfoort, canon d'Amerstoort. Aan het hoofd werd een "Maire" gesteld, bijgestaan door een municipale raad, een laatste overblijfsel van de Bataafse Republiek. 

De maire Antonie Jacob Schutter zal voor Soest geen onbekende zijn geweest, daar zijn ouders reeds in 1801 het landhuis Bleyendaal bewoonden, gelegen tussen de Brink (Lange Brinkweg), het Kerkpad (Kerkpad ZZ) en de Melmsteeg (Eemstraat). Zijn vader Everard Schutter overkleed op 25 mei 1801. (Volgens doop en trouwboek der kerke tot Soest Anno 1781: Evert Cornelis genaamd). In 1803 koopt Antoine Jacob Schutter dit perceel staande huwelijk bij acte van 24 juli, van genoemd jaar voor gerecht + schout van Soest van Jan Pollert. wonende te Roermond. In 1851 wordt Bleyendaal publiek verkocht. Koper werd Frans Pieter Muysken makelaar te Amsterdam, reeds eigenaar van de bekende buitenplaats „Middelwijk" aan het Kerkpad gelegen. dat hierdoor aanzienlijk werd uitgebreid. „Bleyendaal" wordt als volgt beschreven:

---
Een zeer aangenaam gedegen buitenverblijf genaam Blevendaal met deszelfs kapitaal en wel doortimmerd Heeren huizinge, ruim koetshuis, paardenstalling, broevery. moestuinen, koepel en in Engelschen smaak aangelegde en met uitmuntend opgaand geboomte en fijn bloembout beplante wandelplaats, alles staande en gelegen op het fraaist gedeelte van de Gemeente Soest aan den Brinkweg enz. [2]

---

Het Huys Bleyendaal werd in de loop der daaropvolgende jaren afgebroken, de bomen omgehakt en het geheel herschapen in bouwland. Niets in de buurt waar het oude herenhuis heeft gestaan, herinnert aan dit huis. De herinnering er aan leeft zells niet meer bij de oude bevolking, zo volkomen is het geliquideerd.

Antonie Jacob Schutter (in officiële stukken: Antoine Jacques) werd geboren te Zutphen, 3 mei 1770. Achtereenvolgens cadet en vaandrig in staten dienst tot oktober 1787; 1e luitenant in dienst van Lodewijk XVI, koning van Frankrijk, tot 18 augustus 1792; volontair in het leger der franse prinsen tot aan de reductie dier armée in 1792: volontair bij de jagers van Béon in statendienst february 1793; overgegaan bij de hussaren van Timmerman 17 september 1793 en cornet daarbij 22 february 1794, met demissie afgegaan 16 july 1795.
ln 1807 werd hij door koning Lodewijk aangesteld tot 1e luitenant bij het corps gendarmes, doch geraakte kort daarop bij de reductie van het corps weder buiten dienst. [3] Hier eindigt de militaire loophaan. Schutter wordt in 1810 dus benoemd tot „Maire van Soest". Hij had de campagnes van 1786/87 meegemaakt en die van 1793/94 in Brabant:, terwijl hij in 1792 met de franse prinsen in Vlaanderen streed. Hij huwde op 5 september 1795 Jacoba Schuijt, geboren te Amsterdam 7 december 1767. Dit huwelijk bleef kinderloos. Wanneer de maire op 16 januari 1813 op huijze Bleyendaal, in de leertijd van 41 jaar komt te overlijden, zijn er geen nazaten. Zijn weduwe hertrouwt te Soest op 13 mei 1811 de heer Hendrik Philip Snouckaert van Schauburg. Deze was in 1812 ontvanger der directe belastingen te Soest en Baarn geworden.

De Schutters waren een familie van militairen en daarvóór predikanten. Hun wapen was: Gedeeld: a) in goud een zwarte halve adelaar. uitgaande van de delingslijn; b) in blauw een aanziend gestelde boogschutter met rode lijfrok, zwarte broek, witte kousen en witte hoed, houdende in de rechter hand een neergewende pijl in de linkerhand een verticaal geplaatste zilveren boog.
Helmteken: drie zilveren pijlen, waarvan twee schuingekruist en één verticaal daaroverheen gaande.
Dekkleden: rechts. zwart en goud en links, zilver en blauw. Dit wapen komt in een aantal variaties voor.
Het geslacht Schutter was eertijds Fabritius geheten. Het feit, dat een zijner leden een bij het boogschieten prijswinner was - zo verhaalt de traditie - was aanleiding tot de naamsverandering in Schutter.
De naamsverandering zou circa 1100 plaats hebben gevonden. Een broer van A.J. Schutter, generaal Arnold von Schutter, in het bezit der familiebescheiden. schijnt hieruit in Pruisen voldoende te kunnen bewijzen, om zich een adellijke titel te kunnen veroorloven.

De vader Everard of Evert Cornelis Schutter, gedoopt te Doesburg 25 maart 1736 huwde te Zutphen 21 oktober 1701 Isabelle Margaretha Elisabeth Soltkast. E. C. Schutter behoorde tot de aanzienlijke militaire stand. Hij was adjudant in het 1e bataljon van het regiment Van Oyen, kapitein en ridder der orde van Militaire Verdiensten van Frankrijk onder koning Lodewijk XVI, kapitein bij het regiment van Harden broek (1786).
Het echtpaar Schutter-Soltkast had acht kinderen: vier zoons en vier dochters. Een ervan verkreeg als militair europese vermaardheid.
Deze reeds genoemde broer van de soester maire noemde zich Arnold Gerard Soltkast Schutter. In Duitsland (Pruisen) werd hij luitenant-generaal Von Schutter.
Uit deze genealogische gegevens blijkt voldoende, dal de Schutters in geen geval gemene zaak met Napoleon maakten en hoewel militair in hart en nieren, niet onder de franse adelaar hebben gestreden.
Zonder meer valt hieruit op te maken. dat de Schutters eerder orangisten zijn geweest. gezien hun conduitestaten,

Antonie Jacob Schutter, maire van Soest, was hier geen onbekende.
Al direct na zijn benoeming wachtte hem een zware taak; hij werd belast met de uitvoering- en inschrijving betreffende de „conscripts": de lotelingen, die door het lot werden aangewezen om dienst te nemen in de legers van Napoleon. In 1811 en later vaardigde de keizer decreten uit betreffende conscriptie. In alle steden en gemeenten van het departement werden de besluiten (in het frans en nederlands) inhoudende de oproeping en inschrijving van de “Conscrits" aangeplakt.
Het wegtrekken van de nederlandse soldaten in de „Grande Armée" naar Rusland bracht in menig gezin droefheid en angst maar ook vet bittering en haat. De burgerklasse en de meest gegoeden werden evenals door het lot getroffen want daar ook zij verarmd waren, moesten zij wel in 's keizers dienst treden, omdat zij geen geld hadden een “remplacant" (plaatsvervanger) te kopen. De invoering van de conscriptie was wel de ingrijpendste maatregel, die Napoleon heelt genomen.
In deze tijd van passieve gehoorzaamheid werd Schutter eerste burger van Soest. De conscriptie bezorgde hem al dadelijk veel hoofdbrekens. Naamsonzekerheid der lotelingen en onbekendheid met de voorschriften dienaangaande stond hij voortdurend met zijn onder-prefect te Amersfoort in briefwisseling. Men krijgt de indruk bij het doorlezen van deze ambtelijke stukken, dat Schutter, als bestuursambtenaar en uitvoerder van de keizerlijke decreten en besluiten steeds tracht mens te blijven en als het enigszins mogelijk is zijn dorpsgenoten bijstaat en probeert hen te helpen. Van achter de papieren rompslomp — toen al — die op zijn bureau komt gewaaid, ziet hij de mens staan in zijn onzekerheid, zo kenmerkend tijdens een bezetting. Hoe hij begaan is met het lot van een Soestenaar die onder de conscriptie is gevallen, doch doordat de vader van het gezin plotseling is overleden nu in het onderhoud van zijn moeder, zusters en broers moet voorzien, blijkt uit een bewaard gebleven copie van een brief, gericht aan de onder-prefect te Amersfoort. De inhoud luidt als volgt:

---

No. 2735 25 dec
De Maire van Zoest
aan
Mijnheer den onder-Prefect
van Amersfoort

Mijnheer

De Conscrit No 63 welke U Ed mij Designeeert onder de naam van (sic)
Willem van 't Klooster is denkelijk een abuijs en staat op mijn Joernaal als
Hendrik van 't Klooster. Ik neeme de vrijheid U Ed de Persoon zelve te zenden,
daar hij (thans ouwste) de zoon is van eene weduwe zijnde, zijn vader (Teunis
na) eenige dage aan de alhier heerschende ziekte overleeden (is) daar ik om
stellig) hij de moeder met agt klijne Broeders en Zusters door zijn arbeijd
moet ondersteune.
Zo neem ik de vrij posttig heid U Ed te vraagen of de we4tten in zulk een
onvoorziene geval ook ten faveuren van die conscrits bepaalingen gemaakt
(hebben) en hoe ik in die geval moet handelen
Ontfangt Mijnheer den onder Prefect
de gevoelens van Mijne hoogagting

Zoest den 25 dec

De Maire Voornoemd
Schutter

--

Vermoedelijk is deze brief [4] geschreven in 1811. De roerige tijden lieten Soest niet onberoerd en er waren Soester jongemannen, die met Napoleons legers meetrokken. Hebben zij hun dorp teruggezien?
De „maire," heeft de opstand en bevrijding van zijn land niet meer meegemaakt. Onverwachts stierf hij op 44-jarige leeftijd in zijn woning 'Huyze Bleyendaal en werd begraven in de oude kerk.
Tot zijn opvolger werd benoemd Gerrit van Steijn, sedert 1791 Heer van Hensbroek. De nieuw benoemde maire schreef steeds zijn naam voluit als G. van Steijn van Hensbroek. Of hij voor zijn benoeming als maire reeds adjunct-maire was, is ons niet gebleken.Nederlands Patriciaat jrg. 1, bladz. 136 vermeldt hem als adjunct-maire van Soest in 1812. Op het tijdstip van overlijden van de heer Schutter — dus begin januari 1813 — fungeerde als adjunct-maire Willem Smits, een lid van de bekende molenaarsfamilie van Soest.
Hij tekent als adjunct-maire de officiële overlijdensacte in de registers van de burgerlijke stand en zet zijnnaam ook onder die van A.J. Schutter, van beroep maire Soest. Als getuigen treden op de veldwachter en een dienaar der justitie.
Voor het eerst op 5 mei 1813 vergadert de „municipale raad van de gemeente van Zoest" onder voorzitterschap van de nieuw benoemde Maire.

Gerrit van Steijn stamde uit een familie van amsterdamse kooplieden; hij was de zoon van Jan van Steijn, koopman en Maria Plata. [5]
Hij werd geboren te Amsterdam 5 maart 1769 en gedoopt aldaar 8 maart daaropvolgend; trad in militaire dienst als cadet, klom op tot 1ste luitenant, nam in 1788 eervol ontslag. In 1800 werd hij amenuensis bij schepenen van 's-Gravenhage, vervolgens geheim- schrijver van de advocaat-fiscaal van het Hof van Holland, was tot 1811 solliciteur-militair, vertrok metterwoon naar Baarn en werd in 1813 maire van Soest. Hij trouwde 18 oktober 1797 met Geertruida Plaat, geboren te Delft 22 januari 1775. Zij overleed te Soestdijk 8 mei 1856. Hij overleed te Amersfoort 31 maart 1857.
Van Steijn van Hensbroek was de eerste burgemeester van Soest, die zich “burgemeester" mocht noemen; daarnaast was hij notaris te Zeist, een nevenfunctie die in die tijd normaal was.

Het wapen van de familie Van Steijn; is: in rood een zilveren dwarsbalk, beladen met drie zwarte ringen, vergezeld onder de balk van een zilveren inhoeking van twee stukken, uitgaande van de rechterzijde.
Helmteken: een uitkomend hert van natuurlijke kleur.
Schildhouders: twee herten in natuurlijke kleur.
Dekkleden: zilver en rood.

Al was Van Steijn van Hensbroek ziijn carriere begonnen als soldaat, het schijnt dat zijn ambities uitgingen naar een bestuursfunctie. Naast kennis van bestuurszaken is hij volkomen ingewijd in de rechtskennis en ook op financieel gebied heeft hij het nodige inzicht, de schuIden der gemeente geven hem de meeste zorgen en steeds waakt hij voor onnodige uitgaven der gemeente betreffende.

Onder zijn bewind komt een einde aan de franse overheersing en wordt de onafhankelijkheid van Nederland met de komst van Oranje hersteld. Op zondag 4 december 1813 wordt de vergadering; van de municipale raad bijeengeroepen - bij de burgemeester - zoals de notulen vermelden. [6] . Alle leden zijn present en de maire doet de heugelijke tijding dat Napoleon is verslagen en de Fransen in ons land zijn weggetrokken. Hij heeft een rnissive ontvangen van 30 november l.l. van het provisioneel bestuur van Utrecht houdende „dat gemd Provisioneel Bestuur tot dat het aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Willem den VI zal hebben behaagd nadere voorzieningen te doen, de Maire en de Municipale Raad dezer Gemeente uit derzelve functie heeft ontslagen, en voor hunner gedane diensten heeft bedankt. Edoch verder op nieuw qualificeren om provisioneel de belangen dezer Gemeente tot nader Order waar te nemen: daarbij dit voormalig Dorps Bestuur inviterende om een schriftelijke verklaring te doen en onder solemneele Eede te beloven aan het vaderland en aan Zijne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince van Oranje Nassau etc etc. etc. gehouw en getrouw ie zijn.
Waarop gedelibereerd zijnde heeft de Municipale Raad voornoemd de hun opgedragen provisionele functie met onuitsprekelijk genoegen aanvaard, en onder solemneele Eede beloofd aan het vaderland en aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Willem den VI den Heere Prinse van Oranje & Nassau gehouw en getrouw te zijn en deze met hun gewone handtekening te bekrachtigen. Verder zullende hier aan de nuttige publiciteit worden gegeven.''

Soest herademde: het was weer vrij al kwam er in het dagelijks bestuur der gemeente geen verandering. Alles bleef zoals het was.
De maire neemt de titel aan van burgemeester (niet officieei). Veel rumoer en deining zal de bevrijding hier niet hebben gebracht of het moest zijn dat de komst der Kozakken de Soestenaren confronteerde met het gebeuren in Europa. Zij verbleven waarschijnlijk in de herberg De Drie Ringen en bij boeren in de omtrek. Iedere dag werd er een soester koebeest geslacht en de nodige jenever gedronken,
Later vormden deze verteringen door de russische troepen hier gedaan een niet onbelangrijke post op de gemeente begroting. Over deze schuld werd danig „gedelibereerd". Dat deze buitengewone vergadering op zondag werd gehouden behoeft geen verwondering te wekken.
Dit was gewoonte. Door de week hadden de boeren hier het veel te druk met het werk op het land om zich met gemeentetaken op te houden.

Op dinsdag 30 december 1817maakt de burgemeester bekend „dat hij bij Besluit van Z. Majesteit den Koning in d den (niet ingevuld) was benoemd tot Schout van Zoest, de Birk en Isselt, daaronder begrepen," Het zittende gemeentebestuur wordt met de laatste van deze maand ontbonden en er zullen nieuwe raadsleden worden benoemd. Bij besluit van 23 oktober 1823 wordt de schout aangesteld als secretatis der gemeente Soest en wordt de functie van schout en secretaris in één persoon verenigd. Tijdens de gemeenteraadsvergadering van maandag 5 september 1825 geeft de schout kennis aan de geconvoceerde leden dat hij ingevolge koninklijk besluit van 9 augustus1825 was benoemd tot burgemeester dezer gemeente en als zodanig op den 17 augustus l.l. in handen van Z.E. den Heer Gouverneur deze Provincie den Eed had afgelegd." Van Steijn van Hensbroek was de eerste die zich officieel ,,burgemeester” mocht noemen.
Op 25 januari 1831 werd hij op eigen verzoek als secretaris ontslagen en werd zijn zoon Joan Albert van Stein in zijn plaats tot secretaris benoemd. Deze was zijn vader reeds opgevolgd als notaris te Zelst. In 1870 werd hij rentmeester van Soestdijk.

Na een ambtsperiode van zesendertig jaar komt hieraan een einde.
Op oudejaarsdag 31 december 1849, ‘s-morgens om tien uur is de raad bijeengeroepen om afscheid te nemen van de burgemeester. Hij deelt de gemeenteraad mede, dat hij wegens verzwakking van zijn “Gezigt” het noodzakelijk heeft geoordeeld aan Z.M. den Koning om eervol ontslag te verzoeken. Het werd hem verleend op 6 december 1849. Hij meende echter verplicht te zijn de raad der gemeente hiermee in kennis te stellen.

In zijn afscheidsrede merkt de burgemeester op, dat weliswaar de gemeente in zware schuldebn is geraakt door de bouw van een dorpsschool, doch dat de door hem reeds genomen maatregelen er toe zullen leiden binnen enkele jaren hier weer uit te raken. De dorpsgronden waarvan voorheen nauwelijks of geen voordeel werden genoten worden wederom rendabel gemaakt door grond in erfpacht uit te geven. De reglementen van politie en administratie, mitsgaders de brandblusmiddelen en de archieven (sic’) zijn in goede “orde”.
Hij betuigt zijn dank aan de raadsleden voor derzelver medewerking in zijn gevoerde administratie. De ijzeren kist in het raadhuis wordt op zijn verzoek geopend en men maakt een lijst op van de zich daarin bevindende stukken. Burgemeester en assessoren ondertekenen de lijsten, waarna de burgemeester de sleutel van de kist aan zijn zoon de secretaris der gemeente overhandigt.
Het heengaan van de hoogbejaarde burgemeester kwam voor velen niet onverwacht, daar er in het voorjaar van 1849 twee rekesten aan Z.M. de Koning, waarin door een aantal ingezetenen, alsmede ook door leden van het bestuur, een verzoek werd gedaan een andere burgemeester te benoemen, op grond van de „hooge jaaren en ongeschiktheid van de tegenwoordigen Burgemeester". De oppositiepartij wilde ,,den Here F. Kuyper, Med. Doctor", alhier als burgemeester benoemd zien.
Het tweede rekest werd ingediend door de heer P. Gallenkamp Pels te Amersfoort, houdende sollicitatie, om bij een eventuele vacature, ais burgemeester der gemeente van Soest in aanmerking te mogen komen,
Het bleek dat bij de raad tijdens de behandeling van deze stukken geen „teneur" bestond om aan het verzoek van adressanten op dit ogenblik enig gevolg te geven, daar er geen gronden gevonden werden om de tegenwoordige burgemeester, hoezeer hoog van jaren uit deszelfs administratie te ontslaan.
Zeer waarschijnlijk vinden wij hier een streven van een aantal rooms-katholieke ingezetenen, waaronder enkele raadsleden die een burgemeester wilde hebben van hun kleur en richting, daar Soest toen overwegend katholiek was en op dit tijdstip de katholieke emancipatie in beweging kwam. In zoverre kregen deze inwoners hun zin — van een politieke partij was nog geen sprake - dat Pieter Gallenkamp Pels werd benoemd tot burgemeester van Soest, die wel rooms-katholiek was. Dr. Kuyper was in die tijd een zeer bemind arts in Soest en het is begrijpelijk dat velen hem de plaats van burgemeester hadden toegedacht wanneer Van Steijn van Hensbroek zou heengaan.
Burgemeester Van Steijn van Hensbroek moet aanvankelijk voor zijn taak niet ongeschikt geweest zijn. Hoe klein het aantal inwoners in die dagen ook was, het ambt van burgemeester bracht tal van beslommeringen met zich, vooral door de schulden gemaakt tijdens de franse overheersing. De burgemeester was een sterke persoonlijkheid, die steeds de gemeentebelangen op het oog had. Zijn streven om te komen tot goed en meer onderwijs onder de eenvoudige mensen kenmerkt hem als iemand, met een voor die tijd reeds democratisch inzicht. Hij was een uitstekend financier. Steeds trachtte hij onnodige uitgaven voor de gemeente te voorkomen en een sluitende begroting te krijgen.
Hoewel Van Steijn soms strijd had te voeren tegen inwoners of zelfs raadsleden, die een andere mening waren toegedaan waardoor wel eens verschil van mening ontstond. toch was hij de man die onmiddellijk de belangen van de gemeente verdedigde hiervoor op de bres sprong; meestal met succes. Armoede en verval kenmerkte zijn tijd, doch zijn bestuursbeleid voorkwam grotere schulden voor de gemeente van Soest, die hem zo na aan het hart lag. Na zijn heengaan als burgemeester vestigde zich Van Stein van flensbroek te Amersfoort waar hij op 31 maart 1857 overleed in de leeftijd van 88 jaar.

Noten
[1] Inlijving enb Opstand door prof.dr. H.T. Colenbrander, Amsterdam; J.M. Meru;lenhoff 1941
[2] Mededelingen van J.D.H. van der Neut, te Amersfoort
[3] De Nederl. Leeuw, 1909, kol 176
[4] Oud Archief Gemeente Soest, No 258
[5] De Wapenheraut 1899, blz. 162
[6] Notulen van de gemeenteraad van 5 mei 1813 tot 3 oktober 1851 en van burgemeester en assessoren van 3 april tot 12 september 1851

Het verhaal over "De maires van Soest' is ook (uitgebreider) opgenomen in het boek "Soest bij kaarslicht en tuitlamp", uitgebracht in 1978.
In dit boek is ook een plaatje opgenomen met een handtekening van Maire Schutter.
 

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto