Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Vierhonderd jaar St Aegten Schutters of Groot Gaesbeeker Gilde van Soest

In het Maandblad Oud-Utrecht zijn in 1960 2 artikel gepubliceerd over 400 jaar Soester Gilde

VIERHONDERD JAAR ST. AEGTEN SCHUTTERS OF GROOT GAESBEEKER GILDE VAN SOEST deel 1

Het Sint Aegten schutters- of Groot Gaesbeeker Gilde van Soest behoort tot de oudste gilden in Nederland, die boven de grote rivieren worden gevonden. De fundatiebrieven zijn verloren geraakt; andere bronnen en overleveringen bevestigen de hoge leeftijd van het Grote Gild, zoals de volksmond in Soest het betitelt in tegenstelling met het St. Anna- of Kleine Gild, dat gewoonlijk met laatstgenoemde naam wordt aangeduid.


Bij de foto: Het wapen van Zweder en Jacob van Gaesbeek. De twee bovenste kwartieren komen voor in het wapen op de oude gildevlag van het St. Aechten Schutters- of Groot Gaesbeeker Gilde van Soest (Cliché Hist. Ver "Vigilate Deo Confidentes")

Het Groot Gaesbeeker Gilde kan niet bogen op oude papieren, maar bezit enkel een paar oude boeken, die dateren vanaf 1682 tot en met 1782 en vervolgens vanaf het laatstgenoemde jaar tot 1907. De boeken berusten in het oud-archief der gemeente Soest, waar zij beter worden bewaard dan voorheen toen zij in particulier bezit waren. Nu worden zij tenminste zoveel mogelijk behoed tegen de tands des tijds, die zijn tanden er al geducht had ingezet. Zij blijven eigendom van het Grote Gild. Wil men de oude boeken raadplegen dan is een consent van de ouderman van het gild nodig.

Verschillende secretarissen van het Grote Gild schreven hierin feiten, voorvallen en gebeurtenissen. die in het gild zich voordeden nauwkeurig op en notuleerden ijverig de plaats gehad hebbende handelingen. Rekening en verantwoording over het beheer van de gildslanden en de ingekomen penningen worden eveneens vermeld.

Aangenomen wordt dat in het jaar 1360 het St. Aegten Schutters of Groot Gaesbeeker Gilde is heropgericht. Een copy van de oude fundatiebrief uit dit jaar vermeldt, dat de oude brieven verloren zijn geraakt "door oorloge ende dueren tyde".

Onverbrekelijk is de naam "Van Gaesbeek" verbonden aan het oude schuttersgilde. dat hem eert als zijn stichter. Zijn naam: Groot Gaesbeeker Gilde ontleent het zeer vermoedelijk aan Jacob van Gaesbeek, heer van Abcoude en Duurstede, Strijen en Putten. Van Gaesbeek zou uitgestrekte bezittingen te Soest gahad hebben; met zekerheid is hierover niets bekend.
De overlevering verhaalt, dat heer Jacob van Gaesbeek zijn enige zoon tijdens een rit te paard met een puntige stok of met de knop van de rijzweep op het hoofd sloeg, omdat de jongeman niet naar behoren te paard zat. Inderdaad heeft Jacob van Gaesbeek maar één zoon gehad: Anthonie, en wel uit zijn eerste huwelijk met Johanna de Ligne: deze zoon is volgens de kronieken in het Rijks-Archief te Utrecht in 1429 kinderloos overleden.
In hoeverre het familiedrama de aanleiding was, dat de heer Van Gaesbeek, als boetedoening voor zijn euveldaad nu het schuttersgilde zou hebben gesticht, waaraan hij landerijen bestaande uit hooi- en weilanden ten geschenke gaf, uit welker opbrengst dit gilde jaarlijks zou kunnen "teren", d.i. feestvieren, ligt in de nevelen der historie gehuld.

Om welke reden dan ook Jacob van Gaesbeek zijn landerijen wegschonk en het St. Aegten Schuttersgilde van Soest hiermede een feit is het, dat door deze schenkingen hij het was, die de fundamenten legde, waarop het voortbestaan van dit gilde tot op de huidige dag verzekerd bleef.
Een andere overlevering vermeldt, dat Jacob van Gaesbeek van berouw over de doodslag op zijn enige zoon deed blijken door te Soest op de plaats waar de misdaad was begaan, een klooster te stichten. Nu blijkt echter, dat dit klooster "Mariënburgh", bewoond door de zusters, die de regels van de H. Brigitta volgden, reeds bestond in 1393. want volgens de naspeuringen van wijlen de heer T. Pluim te Baarn wordt het Brigittenklooster Mariënburgh genoemd in een schouwbrief van bisschop Florens van Wevelinckhoven, op de schouw van den Nieuwen Eemdijk onder de polder De Slaage, van 5 maart 1393 en wordt beschreven als "het convent van Sint Brigitten te Soest, niet haar gesellen".
De gelderse geschiedschrijver Arend van Sligtenhorst noemt als stichter van het Brigittenklooster te Soest, Jacob van Gaesbeek, die zijn zoon en erfgenaam met een spitsroede op de dun-egh (slaap) van het hoofd sloeg, waardoor de jongen van het paard viel en daarna overleed. De heer Van Gaesbeek, een opvliegend en driftig rnan zou "van syne sinnen veruckt en beduyseld sijnde door oorthuytinghe van de boosen geest, hij, (immers so de gemene roep gaet wt (uit) eene verdoemelycke en overgeloovighe nieuwsgierigheyd van d'een of d'ander beweerden had gekofd ende in een doosien by hem droegh)". Het bijgeloof in de tijd der middeleeuwen komt hierin wel sterk tot uiting. Geen zinnige mens gelooft op het ogenblik, dat men de duivel of boze geest in een doosje met zich dragen kan.
Stichting van het klooster Mariënburgh door Jacob van Gaesbeek kan dus bezwaarlijk hebben plaats gehad in de 15e eeuw. Het lijkt waarschijnlijker dat de boetvaardige vader naar aanleiding van deze voor hem zo noodlottige gebeurtenis, hetzij als boete voor de manslag, hetzij in het belang van de zielerust van de verslagen zoon, hem door de kerkelijke autoriteiten, die zich hiermede zullen hebben bemoeid en hem hierover hebben terechtgewezen, hem de uitbreiding van het klooster, als boetedoening voor zijn daad, hebben opgelegd. Oorkonden, die deze schenkingen aan geestelijke instellingen of aan het St. Aegten Schuttersuilde van Soest bevestigen zijn niet bekend, zodat een en ander zeer twijfelachtig blijft.
Of nu het St. Aegten Schuttersgilde van Soest pas in 1429 opgericht is valt uiteraard moeilijk te bevestigen. Zekerheid hierover bestaat er allerminst. 't Is zeer waarschijnlijk, dat de Soestenaren reeds van oudsher bekwame boogschutters. ver voor de middeleeuwen al een gilde vormden, in navolging van oude germaanse weerbroederschappen.
De eerste schriftelijke berichten omtrent het St. Aegten schuttersgild of Groot Gaesbeeker gilde dateren uit het jaar 1560, het jaar waarin het gilde werd heropgericht en de bronnen dit vermelden.
In het werk van Anthonius Matthaeus "De jure gladii", hetwelk in 1689 te Leiden werd uitgegeven, publiceert de schrijver het afschrift van een charter, dat in 1560 door de oude en nieuwe oudermannen benevens de respectievelijke raden werd opgesteld, omdat de oorspronkelijke fundatiebrieven of stichtingsacten verloren waren geraakt. Een copy van dit charter, vermoedelijk overgeschreven in de 18e eeuw berust op het oud-archief van de gemeente Soest en luidt als volgt:

---

Wij Jacob Hendricksen als Ouderman van outs, Gijsbert Rutgerssen. ende Herman Rutgerssen als oude Raadsheeren, Isaac Aertsen als nieuwe Raadsheeren, Gerbert Aertsen ende Gijsbert Hendricksen nieuwe Raadsheeren ende den gemeen gilde broederén van Sint Aechtengilde in Soest, dat welcke gilde ons gefundeerd, gegunt, gegeven ende gemaackt is van den Eerwaardigen Heeren Heer van Gaesbeek, dal wij lieflicken, eendrachtelicken ende vrundelicken solden onderholden deze ordonnantien hier achtervolgende.
En de overmits onsen olden brief ende funtlatie van den gilde is verdonckert, getrafelleert en uythandich gemaakt door oorloge, ende dueren tijden, soo hebben wij Ouder- 
mannen en Raadsheeren voornoemt, enden gemeen gilde broederen de oude ordonnanty ende usanty overgeset in dezen nieuwen brieff, ende onvermits de wereld ende die menschen alle daghen cloecker ende subtylder worden in qualitaty, dat men se nauwelyk conde reguleren met de olde ordonnantiën opnieuw hierbij geaccordeert ende geordineert, ende dat om misbruik ut supra. In den eersten dat de Oudermannen in der tijd ende die Raetsheeren sullen copen laecken, dat eene jaar root ende wit, dat ander jaer blauw ende wit, dat derde jaer groen ende wit, ende dat selfde te maacken onder de deyls naa ouder gewoonten, om elk gilde broeder daer een kovel off te hebben, alst behoort ende dat naa ouder gewoenten aIs boven, ende dat sullen den Ouderman mit den Raadsheer in der tijd bestellende kovels gemaackt te zijn voor den Pynxterdag ende soe wie daar geen een en haalt, die en sal geen kovel hebben, ende elcke gildebroeder sal den Ouderman een halve Brabantsche stuyver voor een kovel geven, ende dat tot profijt des gemeen gilde voornoemt, ende dan daar na op Pinxter Maandach met malcander den Papegaay schieten na ouder gewoonten, ende niemant en sal naa den Papegaay schieten, eerdat den Coninck geschoten heeft, op verbeurt van enen goeden gouden gulden, 't stuck voor acht en twintich Brabantsche stuyver, of ander payement.weerden daarvoor.
Ende als die Papegatty of is ende dan Coninck is, die sal den Ouderman kiezen van sijn naaste bloet, die goet ende bequaam is om dat gilt te connen regieren, ende of saicke waar, dat den Ouderman niet bequaam en waar, ende die gemeen gilde daar op smayden,so mag dat gemeen gilt of die meeste stemmen den selfden of setten ende kiesen enen anderen, die bequaam is om 't voornoemde gilt te connen regieren, Ende den Coninck sal des anderen jaars Raadt wesen, Ende die twee olde Raadsheeren zullen met malkanderen spelen,soe wije den Raadsheer kiest, maar selven geen blijven.
Ende na dit gedaan synde, ende den Papegaay off synden,so sullen die gemeen gildebroeders den Coninck eerlycken ter kerke brengen, gaande paar mit paar, mit haar bussen ende bogen, ende dan in de Kerck komende so sullen sy oock eerlijcken gaan ende offeren nae oude Usantien op 't verbeuren een tonne biers van twalef Brabantsche stuver, Ende voorts na de misse uyt is, so sellen die gemeene gildebroederen den Coninck eerlicke brengen in de herberghe, daar men teeren sal, ende aldaar in de herberge mit malcander ootmoedelicken, eerlicken, eten ende drincken, als dat betamelick is. Sowie aldaar onbequamelick en of rebellicxen den anderen in quaatheyt mit enen vuyst slaatt off die een messe treckt als voornoemt in quadheyt, die sal verbeuren en tonne biers als boven.
Mlaar soe wie den anderen mit een messe steeckt, of anderen estrementen niet uytgesondert, malcanderen bloet ryst in quaatheyt, ut supra, die sal verbeuren enen goeden gouden gulden 't stuck ende prijs als boven, ende aldaar in de herberghe teeren drie daghen langk after den anderen na alder usantien ende gewoonten. Ende dan op ten heylich Sacramentsdach daar naa, soe sullen die gemeen schuts oock offeren mit haar bussen ende bogen als boven genomineert staat, ende mit haar kovelen op 't hooft hebbende gelijcken hier vorder gespecifeert staat, ende gaan mit die processy van dat Heylich Sacrament paar mit paar, mit bussen ende bogen, ende bouten naar gewoonten, ende voorts daar na op Sinte Aechten dach in den wynter, soe selmen ook gaan voor die processy gelyken als boven op 't verbeuren eenre tonne biers voorsz, ende een ygelijk sal sijn kovels ophouden ende bewaren tot Sinte Aechtendag toe, niet te mogen vercopen, versetten ofte versellen, dan bewaren tot Sinte Aechtendag toe op 't verbeuren een tonne biers, doe voorn genomineert staat.
Noch mit usantien, ordonnantien, en voirwairden na older gewoonten, dat een gelyk giltbroeders sal hebben een stalen boge mit sijn toebehoort, als dat behoort, of een bus mit sijn toebehoort als dat betamelicken is, ende 't selfde op 't verbeuren een tonne biers ten prijse als boven. Noch mit contracten ende voirwairden, dat den Ouderman of de Raatsheeren niemant in den gilde aan en sullen nemen minder dan om twee gouden gulden, 't stuck acht en twintig Brabantsche stuyvers gereeckent ut supra, behoudelijcken den outsten soon,die mach komen nae sijns Vaders doot, als hij mondich is, eyschen ende halen sijns Vaders kovel, ende wesen een gildebrneder in sijns Vaders plaats als dat behoort sonder enighe exepetie of enige restituatie van penningen daarvan gevende. Ende die selfde die sy supplianten aannemen in den gilde voonnoemt, die sullen wesen goet van naam ende faam.
Buerkinderen in Soest woonachtig ende geboren of men sal se wederom uyten gilde doen ende daar en boven sal den Ouderman of Raatsheeren, of soe wie denselfden aanneemt, die niet bequaam en is. ende die gemeen gildebroeders darar op smaeyen, ende dieselfden die sy Supplianten ingenomen hebben, ende niet bequaant en is, soe sullen die selfde Suppliant en daar schade bij hebben de smme van enen halven silveren Riale, Ende noch so wie in den gilde voorgenoemt gaat die noch gehouden sijn„ ende geven die Kerck alhier een half pont goeden was ende die bode, die hem den eet ofneemt een goet paar hantschoen, of anderhalve stuyver daarvoor.
Ende voorts soe wie van den gildebroeders buytens Dorps hylicht, ende aldaar blijft woonen een jaar, ende na dat jaar en sal he genen! kovel meer hebben, ende geen gildebroeder meer blijven, dan weder in 't voornoemde dorp comen wonen ende opnieuw wederom ingaan.
Ende dan nog mede soe ist geaccordeert ende geordineert, dat den Ouderman met sijn Raatsheeren geen hout sullen vercopen, off geen estrementen sullen versetten of versellen, off geen Lant verhuyren dan op ses jaren. soe als men van outs placht te doen, off sy sullen die reste, off die wincoop daar van sijnde selver betalen. Want men sal dat doen bij den gemeen gilde ofte giltspraak, ende daar dan cdullen of gemaakte ende die te bewaren geven den Ouderman, of soe wie dat gilde belieft, die daartoe bequaam is.
Noch dat den Onderman geen Covels buyten Dorps sende buyten consent der Raatsheeren, of het zij dat so oerbaar waar den gemeen gilde, ende so wie een van de gildebroederen een vremt man een Kovel op 't hooft set in der tijt, als die gemeen gildebroeders teeren, die sal verbeuren een halven gouden gulden ten prijse als boven, Noch mit contracten ende ordonnantien, dat niemant.so wanneer die gemeen gildebroeders teeren sal gaan sitten eten ende drincken aan des Conincks tafel ofte den tafel daer naest aen buyten consent des Oudermans ofte des Raets, ofte hij sal verbeuren eene tonne biers ten prijse als boven.
Ende naa dat de maaltijd dan gedaan is, so sal men den Coninek eerlicken 't huys brengen na older gewoonten, ende dan sal den Coninck aldaar hebben eene tonne biers van alsulcx bier, als den gemeen gildebroeders gedroncken hebben, ende sult sy met malcanderen uytdrincken sonder enighe qualitatie, ofte qualiteyt, of alsulcx pene te verbeuren, als boven genomineert staat. Noch soewie in den gilde voorgenoemt een knecht ofte vryer is. ende daarna eene vrouw trouwt ende die ter kercken legt. echt, ende naa ordonnantien, usantien, van desen lande van herwens over, die sal daar schuldig wesen den gilde eenen emmer biers van drie van(m)en.
Ende voorts so wie een ygelick hier breukich in wort in eenige punten, qualiteit, ofte andere qualitatie bier beschreven, het sy van wachtboeten, geen boog te hebben, geen kovels te bewaren, niet te offeren, off schieten na den Papegaey eer den Coninck geschoten heeft, off eenige breucken, die sullen den Ouderman ende Raatsheeren van stonden aan opleggen ende betalen. off van stonden aan sal men denselven uit den gilde doen en geven hem een schrap in den cedulle daarvan sijnde, ende men sal denselven Deposant nimmermeer wederom niet aannemen in den gilde voorgenoemt.
En de voorts van dit ende van al dat daar incomens is sij van pacht van Lant van Hofsteden, van aannemen in den gilde of wat incomste van gelt of goet„ dat den gilde voergenoemt jaarlyks incompt, daar sal den Ouderman mit den Raatsheeren in der tijt reeckeninge of doen opten derden dach naa dat die Papegaay of geschoten is, ende dat voor vier goede arbritraal mannen, die welcke de gemeen giltbroederen daar toe setten ende ordineeren sullen, die sufficient sijn om die reeckeningh te ontfangen, ende 't selfde moeten gildebroederen wesen van desen. Endee op alle qualiteyt, die daar verbeurt worden gelijcken hier voorsz. staen, daar sal den Oudennan off den Raatsheeren in der tiji opsicht toe hebben, ende bekeuren die selfde Deposanten op wat tyden dat mense bevynt, te weten sonder bogen, ofte bussen, ofte kovels niet te hebben, off en hebben op den tyt ende stondt,als hier voren geschreven staat, ende dat helfte sullen sy deposanten moeten resitueren ten pryse sonder exceptie. of te verbeuren alsulcke pene ut supra.
Ende 't selfde hier voor beschreven hebben wij Oudermannen ende Raatsheeren hier voor genoemt, ende den gemeen gilde van Sinte Aechten, gildebroederen in Soest. alsoo hier voorgeschreven staat gemeender kant ende tho samen lieffelijcken geordineert, omdat wij ende onse nacomelingen dal selfde mogen onderholden eendrachtelicken ende dat tot Gods eeren  ende onser sielen salicheyt.
Ende dat dit aldus geschiet ende geordonneert is soe hebben wy Oudermannen ende Raatsheeren voorgenoemt deser brief onder besegelt, ende want ick Herman Reiyerssen.ende Isaack Aertssen, ende Gijsbert Heyndrickssen voorsz. selfs geen segel en gebruicken, soe hebbe ick Herman voorgenoemt gebeden Roeters Jacobssen om voor mij te besegelen, ende ick Isaack Aertssen heb gebeden Gerrit Hilhorst, ende ick Gijsbert Heyndrickssen heb gebeden Roetert Antonissen voor mij te besegelen. Dat welcke wy Gerrit, Roetert ende Roetert voorgenoemt als gildebroeders geerne gedaan hebben door bede van den deposanten voorgenoemt, ende wij Jacob Heyndricksen en Gijsbert Rutgerssen ende Gherbert Aertssen voorgenoemt hebben selfs onse segelen aan desen brief gehangen. Ende noch tot een vestigher memorie van desen hebben wij Antonis Aertssen. Dirck Tonissen, Lambert Hevndricksen. ende Gvsbert Het ndricksen als gilde broeders mede desen brief besegelt elcks mit onsen  segel.

Geschiet in den jaare Anno vijftien hondert ende sestich, den derden dach des maands Junius. Ende was ondertyckent, Bij mij - Thonis Gysbertssen Wolff Notaris scripsi, ende mnet dertien dubbele sterten, daarvan drie sonder segelen waren, ende d'andeere thien mit segelen ende stucken van segelen alle in groenen wassche beneden uythangende. Gecollationeert dese Copye tegens synen originelen fransijnen brieff onderteykent ende besegelt als boven, ende daar mede bevonden te accorderen,
By mij Notaris, publycq 's Hooft van Utrecht.
I. UYTTEWAEL, NOTS.

---

Matthaeus vermeldt in zijn werk niet, waar het afschrift van dit charter berust. Het oorspronkelijke stuk is niet in het bezit van het Grote Gild te Soest, noch bevindt het zich in het Rijksarchief te Utrecht.
Een ander stuk, dat negen jaar na het voorgaande is opgesteld en vermeld wordt in het Utrechtsche Placcaatboek blz. 431, onder: "Costumen en Usantien van 't Eernsche Quartier (de vijf Quartieren van Eemland zijn Zoest„ Baaren, Eemnes nuyten en binnnedycks Buuschoten en Eembrugge, Woudenberg en Renswoude, Leusden en 't Hooge Land") uit het jaar 1569, onder artikel 220 luidt:
"Hebben die van den Gerechte van Zoest, zekere Schutterye, henlieden in voortijden bij den Heere van Gaesbeek gegeven, met zekere landen, welcke schutterye met syn toebehooren hij henlieden noch jaerlikx gebruickt wordt".
De hertog van Alva wenste het gewoonterecht, dat voor een groot deel onbeschreven was te (condificeren) d.w.z. schriftelijk vast te leggen. Tijdens zijn bewind wilde hij dat een nauwkeurige opgave werd verstrekt van de in aan hem onderhavige gebieden geldende "costumen ende usantien" (gebrniken en gewoonten).
Op 25 oktober 1569 ging er een missive uit, o.a. aan de president en de raden van het provinciaal hof van Utrecht. Onmiddellijk werd ter afdoening een afschrift van deze missive verzonden naar de lagere bestuurs instanties in de provincie. Uiteindelijk ontvingen schout en schepenen van Soest dit stuk. Zij stelden hun rapport samen. Het werd een vrij lijvig boekdeel, bestaande uit 23 paragrafen, waarboven stond:
"Dit syn dye usantien ofte costumen ende gelegentheyden van den dorpe van Soest, dye sy dagelix observerende zijn, ende nu by den gerechte bij gescrift gestelt, ende dat duer beveel ende seeckere missive van den hertoghe van Alva".
Het blijkt dat er in negen jaar - het vorige werd in 1560 opgesteld niet veel is veranderd. Dal het St. Aegten Schuttersgilde toendertijd een belangrijke plaats innam in het dorps- en gemeenschapsleven van die tijd, blijkt, dat schout en schepenen van Soest het beslist noodzakelijk vonden, een extra paragraaf, § 9 op te geven over het Gaesbeeker Gilde en als aparte bijlage een samenvatting van het reglement van dit gilde toevoegden.
Bedoeld rapport werd tweemaal opgemaakt, nadat de maarschalk van Eemland Cornelis van Leeuwen, op vermelding van alleen het allerbelangrijkste had aangedrongen en het gerecht te Soest in het eerste rapport teveel dingen had vermeld, die niet terzake waren en met gewoonterecht niets uitstaande hadden.
Het betreffende stuk is nagenoeg gelijk aan het vorige in extenso weergegeven geschrift. Beide copien verschillen niet veel met elkaar wat schrijIwiize betreft, de namen van de getuigen, alsmede van schout en schepenen zijn in beide stukken eensluidend. Wat wij dus weten van het oude gilde van Soest, moeten wij putten uit de oude ons bekende ordonnantien van 3 juni 1560. Wel is deze een herhaling van een oudere, die door oorlogsgeweld, plundering of anderszins is verloren geraakt.
Volgens T. Pluim eerder genoemd, hebben schout en schepenen van Soest, vormende, "het Gerecht" reeds in 1554 verscheidene oude mannen opgeroepen om over de gewoonten van het gild te worden ingelicht; 't gerecht heeft die brief met zijn zegels bekrachtigd. Bronnen hierover worden niet vermeld. Wel blijkt, dat het gerecht van Soest de verloren gegane geschriften wilde vervangen voor nieuwere, die de gewoonten en gebruiken van het Groot Gaesbeeker Gilde, opnieuw moesten vastleggen.

Na deze uitvoerige uiteenzetting over de stichting van het St. Aegten Schutters- of Groot Gaesbeeker Gilde van Soest, kunnen wij aan de hand van de bijzonderheden vermeld in voorgaande charters, met aan stelligheid grenzende zekerheid vaststellen, dat de leeftijd van dit gilde, op vierhonderd jaar gesteld kan worden en hiermede naast het St. Anna- of Kleine Gild tot de oudste corporatie van Soest behoort.
In 1685 telt het gilde 126 leden. Op het ogenblik na een bestaan van vier eeuwen 660 leden, waaronder vele vrouwen, die getrouwd met een gildebroeder lid van het gild kunnen worden. Een weduwe van een gildelid behoudt het lidmaatschap van het gild, mits zij niet hertrouwt met een man, die geen lid van het Grote Gild is; dan verliest de vrouw haar lidmaatschap. Om als lid te kunnen worden aangenomen, moet men rooms-katholiek zijn, de leeftijd van negentien jaren hebben bereikt, zijn kerkelijke plichten getrouw nakomen, van onbesproken levensgedrag zijn en in Soest geboren en woonachtig zijn. Een uitzondering is thans gemaakt voor kinderen geboren uit Soester ouders (in Soest geboren en wonende) die in een ziekenhuis elders het levenslicht zagen.
De oude bepalingen van 1560 vermelden, dat de ouderman en zijn raadsheren alleen geboren Soesters mogen aannemen. Deze bepaling is dus veranderd en aan de moderne tijd aangepast.
Een bepaalde religie wordt in de fundatiebrief niet genoemd, todat na de reformatie (in Soest werd in de kerstnacht van 1580 de religie omgezet) rooms-katholieken en die van de gereformeerde zijde, mits zij in Soest waren geboren lid van het Groot Gaesbeeker Gild konden zijn.
De kerkhervorming heeft in Soest nooit grote omvang gehad en de oorspronkelijke bewoners van het oude dorp bleven trouw aan hun oude moederkerk en.... aan het gild. Van de zijde van het gildebestuur werden naar het schijnt geen aanmerkingen gemaakt, voor zover de personen in kwestie voldeden aan de eis, dat zij voor en op de teerdagen mee ter misse moesten gaan. Van de zijde der hervormde kerk kwamen wel bezwaren, want bij de gildefeesten ging het lang niet altijd rustig toe.
De hervorming vatte de oude gilden en broederschappen op als kerkelijke organisaties en trachtte haar bezittingen eenvoudigweg te naasten. In een rapport in 1593 uitgebracht, over de voortgang der hervorming in Soest wordt vermeld: "Ende hebben (de Soestenaren) oock een schutterie dewelcke 's jaers van lantrenthen heeft omtrent 100 gld". Hieruit blijkt dat het Groot Gaesbeeker Gilde als een kerkelijke organisatie wordt aangemerkt.
De kerkelijke verdeeldheid heeft echter in Soest gelukkig nooit tot scherpe tegenstellingen binnen de dorpsgemeenschap geleid. Er ontstond geen partijstrijd. Tengevolge van de bemoeiingen der hervormde kerk is het St.. Aechten Schutters of Groot Gaesbeeker Gilde uitsluitend katholiek geworden. In de 19e eeuw treden geen hervormden meer toe als lid van het gild.
Het Groot Gaesbeeker Gilde van Soest bezit nog een oude grotendeels vergane zijden vlag of vendel met korte stok, in de kleuren rood, wit en blauw, dwars daarover een grijsblauwe band, met in het midden een wapen. Dit wapen bestaat uit vier kwartieren; de bovenste helft vertoont evenals het echte wapen van Zweder en Jacob van Gaesbeek de wapens van .Abcoude en Gaesbeek, de drie zilveren tuilen en de zilveren Gaesbeekse leeuw.
De onderste helft is het spiegelbeeld van de bovenste helft en komt dus uiteraard niet met het echte wapen van Van Gaesbeek overeen. Waarschijnlijk heeft men dit wapen in vroegere tijden uit het geheugen of naar een onduidelijk geworden voorbeeld weer opgezet. Dit vreemdsoortige wapen is nochtans een sterke aanwijzing in de richting van Jacob van Gaesbeek.

VIERHONDERD JAAR ST. AEGTEN SCHUTTERS OF GROOT GAESBEEKER GILDE VAN SOEST deel 2

Wij deelden reeds mede, dat het Groot Gaesbeeker Gilde een oude vlag bezit met een wapen, dat slechts enige overeenkomst vertoont met het echte wapen van Jacob van Gaesbeek.
Dat het wapen niet duidelijk meer was vonden wij in een oude beschrijving in het nagelaten werk van ds. J. J. Bos, predikant te Soest van 1847 tot 1892, die het beschrijft:
Een wapen, gedeeld in vier kwartieren, in twee schuin over elkander staande, een leeuw, in de twee anderen ...? Een bewijs dat de kennis van het juiste wapen verloren is gegaan.
Op de grijsblauwe band in romeinse letters: D.I.H.V.V.H. Volgens de oud ouderman jan de Beer. die vanaf 1922 tot en met 3 december 1958 ouderman van het gild is geweest, betekenen die letters: "Dit Is Het Vaandel Van Hubertus". St. Hubertus is de patroon van de jagers. Enig verband met de schutters bestaat er dus wel. Wanneer het ambt van vaandeldrager of tamboer bij het Groot Gaesbeeker Gilde openstond, dan waren er meesttijds vele gegadigden die de betrekking willen vervullen. Men kocht het voor zijn leven. In de oude boeken vonden wij vermeld:
1706. den 12 Sepb: heb lck Cornelis Gerbrantse met mijn Raden in 't openbaar agter de kerk (in de herberg de Drie Ringen) het vaandel verpagt aan Hendrick Woutersse voor de som  .... 14.-.-.
en dat voor Zijn Leeven en moet voor gilde broeders en Susters met selven speelen als wij gewoon syn /en als hij 't buyten het gild selven kompt te verwaarloose of te breken Zal 't. tot Zijn kosten wederom moeten repareeren soo goet als vooren.

Hieruit blijkt dat het vaandel niet alleen werd gebruikt als banier, maar dat de vaandeldrager de kunst van het vendelzwaaien eigen moest zijn en hiermee de gildeleden moest kunnen vermaken.
Te Soest behoort het vaandel- of vendelzwaaien tot het verleden.
Dat het beoefend werd blijkt nogmaals uit een notulering in het jaar 1772.
Concilie waarna dat men het Vaandel sal verkoft werden en den Kooper syn selve sal reguleren sal moeten/inden eerste salmen het selve Verkoopen Publiek en oopenbaar aan de hoogsmynende;/Edog dat den selve sal moete Bekwaam syn en ook goet geküre sal moeten Wesen en goet geküre worden door den Ouwerman en sijn Radenen/ander weder om op hange ten voordeele van het gild often Schaaden van den eerste kooper/en dat het een Gildebroeder moet sijn of van stonden aan syn selve moet inkopen/en dat hey sal moete Speele tot genoege van den Ouwerman en sijn Raaden in den tyt/en sijn selve aan haar moet onderdanig houden en in dien de vanderik het vaandel kwam te verwaarloose sal hey het selve op syn kosten moeten laaten repareeren.
In geset voor 14 Gld by Peter Janse
En is kooper gebleeven
P.J. Dit merk is geteeken bij Peter Jasen als vanderuik goed gekürd

Onder de post "Uytgavincke" (Uitgaven) treffen wij herhaalde malen betalingen aan betreffende het maken of vernieuwen van de trom en het vaandel.
Betaalt aan de Sey (zijde) van 't nieuwe vaan aan Nicolaas Covyn 16-9-0
Betaalt aan rood 't schilderen van 't vendel aanbestee tot Utregt aan H.Brake.
volgens quitantie 14-10-8
Nog betaalt aan de trom van twee nieu velle en voorder dat daarby hoorde
gelijk hoeppel en spanne en lient  3-0-0

De tamboer van het Groot Gaesbeeker Gilde is overleden en in de maand september van het jaar 1728 wordt in het openbaar het tamboerschap gekocht door H. Jansz Koelen voor de som van 10 gulden en 6 stuivers.
Alsoo door overlijden van Gerrit Lammersse saliger in sijn leeven als geweesen de tromslager van 't groote Sint Aagte Schuttersgilt is verkoft int pubelyk op veyling deself plaats gekoft bij H. Jansz koelen /door Isak Jacobs als ouderman van 't voorsz, gilt beneffens syne raden Migielsz Dijkman en Rg. de Beer en verders int bijwesen van veelen van onze gilde broeders gekompareert is en gekoft te bediene soo lang hij komt te leven tot plasier van de gilde susters en broeders/soo 't quam voor te vallen buyten 't gilt of en misbruyck de trom quam te breeke of te verongelukken sal weesen tot kosten en schade voor sigselfen voor 't gilt voor de som van 10-44-0
Toirkonde der waarheyt is by ons respektievelyk onderteykent op de 29 Septemb 1728.

In het jaar 1765 worden trom en vaandel tegelijkertijd gekocht, door de gebroeders Kok.
Alsoo jan Willemsz Kok en Rijk Willemsz kok hebbe gekogt de trom en het vaandel om daar meete spele soo lang sy leve of gildebroeders seyn tot genoege van den ouderman indertijd en soo sey buyte het gild kwam te verwaarloose moete sey het zelfs late maken voor haar rekening en gaan daar den ouderrnan haar ordenen sal of haar bediening inde legge.
geslooten op den 3 october 1767 by hendrik van Rijn inde Tuet.

 

De trom werd ook gebruikt om de gildebroeders op te roepen dat er gildespraak gehouden werd.
De gildetrom, een dieptetrom raakte op onverklaarbare wijze zoek en men heeft het instrument nooit teruggevonden. Het enige attribuut dat het Grote Gild overbleef was de oude vlag. Deze was half vergaan. Besloten werd een nieuwe vlag te laten maken en het wapen zoals het op de oude banier voorkwam nauwkeurig te laten copiëren.
Ter gelegenheid van het 12 en half jarig arnbtsjubileum van S. P. baron Bentinck, als burgemeestern van Soest, in juni 1959, trad het gilde weer in het openbaar naar voren. De vaandeldrager Toon Westervelt, een oude Soesternaar, die het ambt van vendeldrager in zijn jonge jaren voor zijn leven had gekocht, droeg de gildevlag mee in de kleurige stoet, die voor de burgemeester defileerde. In 1927 tijdens de "teerdagen" d.i. feestvieren had hij de oude vlag voor het laatst gedragen toen de gildebroe ders en zusters optrokken naar de Gildeboom in de F. C. Kuyperstraat, waaromheen gedanst werd en ... een glaasje gedronken.

Op tweede pinksterdag 1960 wordt een traditie in ere hersteld, want vroeger was het altijd de tweede pinksterdag, bestemd voor feesten van het gild. Het is dan ook niet uitgesloten dat deze viering op tweede pinksterdag aanstaande, het herstel van deze traditie zal betekenen. De Soesternaren kunnen en willen ook in onze moderne tijd het oude gilde niet missen, de aloude gildegeest, die samenhorigheid in de eerste plaats betrachtte leeft nog voort onder de nakomelingen van de oude gildebroeders en zusters. Zij voelen zich nog altijd met elkaar verbonden en na vierhonderd jaar herstellen zij weer tradities en gewoonten en wordt er weer feest gevierd "genoeghlick en onder rnalcanderen".
 

E. HEUPERS.

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

- Crisis van de kerkelijke reformatie in de dorpen van de prov. Utrecht door ds G. van der Zee. Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake 1956     
- De gildebocken berustende in het oud-archief der gemeente Soest,
- De Gilden door J. ter Gouw
- Hoe het schuttersgilde groeide, door Wnt.Roukens. In bijdragen en mededelingen van de vereniging -Vrienden van het Ned.Openluchtmuseum". 19e jaargang no. 4 december 1953
- Oud-Archief Soest No I
- Zuid-Hollandse studiën Deel VIII, Zweder en Jacob van Gaasheek. door A. C. de Groot. z.j.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto